uit jong zeezand opgebouwd. In de 16e eeuw
strekte deze zandplaat zich uit tot enkele
honderden meters ten noorden van de voor
malige Al te Kleinpolder. De noordwestelijke
dijk van dat poldertje was trouwens voor 1530
een deel van de oorspronkelijke zeewering
van Oud Noord-Beveland. De grens van dat
oude eiland liep vanaf de Al te Kleinpolder
sterk zuidwestwaarts weg. Ten oosten daar
van is later het gebied van de Leendert
Abrahampolder ontstaan, dat voor 1530 nog
grotendeels water was. Omstreeks 1650
resteerde daarvan alleen het Katse Rack als
een vrij brede geul, en in 1750 was ook die
al voor een groot deel verzand, zodat de op
en aanwas in 1853 rijp was voor bedijking.
Het is duidelijk dat de ondergrond van de
Leendert Abrahampolder uit jong afgezet
materiaal bestaat.
De theorie over zettingsvloeiingen zegt, dat
vallen kunnen optreden in jong zeezand,
wanneer dat zandpakket aan erosie door de
getijbeweging bloot staat. Het grootste deel
van de noord- en oostkust van Noord-Beve
land moet dus worden beschouwd als een
vallengevoelige oever.
Sinds 1880 hebben er 150 vallen en afschui
vingen plaatsgevonden; de gegevens zijn in
onderstaande tabel gesystematiseerd.
De meest recente vallen en ontgrondingen
hebben zich, zoals ook al blijkt uit de tabel,
voorgedaan in de omgeving van de Jacoba-
polder. In het voorjaar van 1972 vond er een
oeverval van 120 000 m3 plaats langs de
westflank van het oeverwerk; daarop volgde
een aantal onderzeese vallen in december
1973, bij welke gelegenheid aan de westzijde
van de havenmond ruim 47 000 m3 zand
verdween, en ten oosten van de oostelijke
havendam ruim 27 000 m3. Ongeveer tege
lijkertijd verdween op de oeverwerken van de
aangrenzende Anna Frisopolder een kleine
200 000 m3 zand dat eerder op de werken
was afgezet in de trog voor het oeverwerk.
Verwacht wordt dat de door deze verschui
ving verondiepte put spoedig zijn oorspronke
lijke diepte terug zal krijgen.
Waterbeweging
De reeds uitgevoerde Deltawerken hebben in
de afgelopen 25 jaar ook de getijstromen rond
het eiland Noord-Beveland aanzienlijk ge
wijzigd. De grootste invloed had natuurlijk de
plotselinge afsluiting van het Veerse Gat op
27 april 1961, waardoor de getijbeweging weg
viel langs de westelijke en zuidelijke oever
van het eiland - of, sedert de aanleg van de
Zandkreekdam eigenlijk schiereiland - Noord-
Beveland. Langs de noordelijke en oostelijke
oever veranderde de getijbeweging niet
noemenswaardig, zo blijkt uit vergelijking van
de stroommetingen in de periode 1959-1969.
In die periode is, als onderdeel van een alge
meen getij-onderzoek in het Oosterschelde-
bekken, in onder andere de Roompot een uit
gebreid meetprogramma uitgevoerd, waarbij
in een groot aantal meetpunten stroom-
snelheids- en -richtingsmetingen werden
verricht.
Er is naar gestreefd, de metingen in punten
van dezelfde raai zoveel mogelijk tegelijker
tijd uit te voeren, waardoor een duidelijk
beeld van de snelheidsverdeling in een raai is
verkregen. Het gemiddelde snelheidsverloop
in elk meetpunt werd getekend als functie
van de tijd, en het beeld van de stromingen
werd opgebouwd uit vergelijking van de ver-
Tabel. Vallen en afschuivingen sinds 1880
polder aantal in de periode max. verplaatste globale diepte-
grondmassa grens van de
inm3 x 1000 val t.o.v. N.A.P.
Onrustpolder
5
1898-1951
70
- 11
m
Jacobapolder
15
1886-1973
47
- 11
m
Anna Frisopolder
31
1881-1968
450
- 20
m
Mariapolder
6
1880-1922
610
- 16
m
Torenpolder
7
1886-1944
840
- 22
m
Vlietepolder
7
1886-1956
935
- 24
m
Nieuw Noord-Bevelandpolder
11
1883-1938
400
- 22
m
Oud Noord-Bevelandpolder
24
1881-1960
450
- 22
m
v.m. Al te Kleinpolder
12
1882-1938
550
- 21
m
Leendert Abrahampolder
32
1887-1966
1158
- 24
m
538