halftijstanden dat gebeurde. Neemt men nu aan dat het verleden van het meetstation Vlietepolder op een bepaalde manier repre sentatief gesteld kan worden voor de toe komst van het buitengaats gelegen deel van de Oosterscheldemond, dan heeft men een aanwijzing omtrent het toekomstige gedrag van het getij in het mondingsgebied, uit gedrukt in statistische termen. Uit de grafiek van figuur 1 blijkt overigens dat bij de gemid delde getijrijzing van 2,84 m die te Vliete polder in de periode 1960-1969 werd waar genomen, in 10% van alle getijden een getijrijzing optrad van meer dan 3,40 m, en dat de getijrijzing in een andere 10% der gevallen beperkt bleef tot 2,25 m of minder. De getij rijzingen tijdens springtij bedroegen te Vliete polder gemiddeld 3,16 m, die bij doodtij gemiddeld 2,38 m. Ten behoeve van het hy draulisch onderzoek voor de Oosterschelde- kering zal een representatieve steekproef uit dit materiaal worden genomen, waarna door middel van getijberekeningen zal worden uit gemaakt welke relaties er kunnen optreden tussen de getijbeweging buiten en die op het bekken, gegeven een aantal verschillende doorstroomprofielen van de stormvloedkering en een aantal verschillende compartimen teringen van de Oosterschelde. Er komen dan een aantal varianten naar voren, ieder met een bijbehorende schatting van de invloed die de doorstroomopening, statistisch gesproken, zal hebben op het gedrag van het getij in het bekken. Op deze wijze helpt het hydraulisch onderzoek in eerste aanleg om een keuze uit de varianten mogelijk te maken. Op grond van dezelfde gegevens en bereke ningen zal het ook mogelijk zijn de invloed te bepalen van de verschillende varianten op de debieten door het kunstwerk en de vervallen er over. De debieten zijn in de eerste plaats van belang voor de prognoses met betrekking tot de te verwachten bodemerosie aan beide zijden van het kunstwerk en verder met betrekking tot het morfologisch en biologisch gedrag van het bekken en het mondings gebied. De vervallen die men berekent be palen nader de dimensionering van de drempel en van onderdelen van het kunstwerk. De vervallen over het kunstwerk zijn van zeer groot, zo niet allesoverheersend belang voor het kunstwerk als geheel; en dan niet zozeer de vervallen onder normale getij-omstandig heden als wel die tijdens stormvloed, als het kunstwerk gesloten is. Voor de stabiliteit van de caissons wordt gerekend met het maximale verval, dat optreedt wanneer de buitenwater stand op stormvloedpeil is, nadat de schuiven bij laagwater gesloten zijn. Volgens de huidige O SO MA.P 6 0.501 -= 2 1 ICO 'V' ,;ooï.TCH:,c-'.Di.,2 JC, gegevens komt dit neer op een waterstands verschil van ongeveer 7 m. De caissons zullen bij dit verval standzeker moeten zijn. Dimensioneert men op een kleiner verval, dan zal het bovendien vrijwel onmogelijk zijn om de caissons, indien over enige tijd blijkt dat de uitgangspunten herzien moeten worden, aan de dan wellicht zwaardere eisen aan te passen. Merkwaardigerwijs geldt dit uitgangspunt niet voor de bewegingswerken van de schuiven. Worden de schuiven op de laagwaterkentering gesloten, of tijdens de eb, dan werken er maar geringe krachten op, zodat de be wegingswerken betrekkelijk licht zouden kun nen worden uitgevoerd. Maar voor deze onderdelen levert een ander moment van sluiten de ongunstigste voorwaarden. Indien een stormvloed onverhoopt niet tijdig wordt onderkend, zodat de beheerder er door zou worden verrast, moeten de schuiven worden gesloten in de opgaande tak van de storm vloed. Om te bepalen welke consequenties dit sluiten op stroom voor de bewegings werken heeft, is het wederom noodzakelijk de vervallen te kennen die tijdens zo'n sluitings manoeuvre over de caissons kunnen staan. Afhankelijk van het tijdstip waarop men begint te sluiten en de snelheid waarmee men sluit, zullen de vervallen tijdens de manoeuvre nogal in grootte kunnen verschillen. Een be langrijke rol speelt hierbij het verschijnsel van de translatiegolven. Dit zijn golfverschijnselen die in een stroomgeul met een vrije water spiegel kunnen ontstaan, wanneer de afvoer plotseling wordt afgesneden. In een buis leiding waar geen vrije waterspiegel aanwezig is, komt een soortgelijk verschijnsel voor, onder de naam waterslag, ledereen kent die 70

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1975 | | pagina 16