Fig. 13. Filterconstructie tegen het uitspoelen van bodem materiaal wervelstraten, wat resulteert in nog meer erosie. Wanneer alleen de diepe delen worden ge bruikt, neemt derhalve ook de kans op het optreden van zettingsvloeiingen toe. Echter, de ondergrond der ondiepe delen is kwalitatief van minder gehalte dan die in de diepe delen. Er zal onder invloed van de golfbelasting dan ook eerder verweking op treden in de bodem. Dit verschijnsel wordt van groter belang wanneer men bedenkt dat de golven tijdens een storm eerder zullen breken in de ondiepe geuldelen dan in de diepe. De kans dat de constructie golfklappen te ver werken krijgt, is in de ondiepe delen dan ook groter. Hoeveel last de constructie van deze verschijnselen zal ondervinden, kan enigszins worden beïnvloed door de keuze van de caissonconstructie. Het wringstijve gedeelte van die constructie kan men namelijk naar verkiezing helemaal onderin of helemaal bovenin de caisson situeren. Legt men het bovenin, dan neemt de golfbelasting op de gehele caisson toe; legt men het onderin dan neemt de totale belasting op de caisson af, maar men tilt daarmee als het ware de kruin van de drempel op, en het gevolg is dat de ontgrondingen toenemen. Door middel van ontgrondings- en golfbelastingonderzoek zoekt men thans naar betrouwbare kwantificatie van de verschijnselen die een gevolg zullen zijn van de ene maatregel of de andere. In een golfgoot wordt met een totaalkrachtmeter de uitwerking op een caissonmodel gemeten van kunstmatig opgewekte golfklappen. Bij het ontgrondingsonderzoek tracht men de beste plaats en de optimale afmeting van de koker constructie te vinden. Uit dit onderzoek zal moeten blijken wat nu eigenlijk de beste oplossing is. Drempel- en bodembescherming De drempel- en bodembescherming moeten zo geconstrueerd zijn dat de stabiliteit van de kering niet in gevaar komt. Bij het ontwerp moet er dan ook rekening mee worden ge houden dat er wat dit betreft extreem zware eisen aan deze onderdelen kunnen worden gesteld. We nemen maar eens het geval dat de kering bij een opkomende stormvloed gesloten moet worden wanneer het juist laagwater is, en dat tijdens de sluitingsmanoeuvre één bewegingswerktuig defect raakt, of een schuif ontzet blijkt te zijn, zodat hij niet dicht wil. Voor het achterliggende bekken levert deze situatie niet direct gevaar op, omdat de hoe veelheid water die erdoor naar binnen stroomt gering is in vergelijking met het waterbergend vermogen van het Oosterscheldebekken. Geheel anders ligt de zaak waar het de sta biliteit van het doorlaatwerk betreft. Over de kering komt met het stijgen van het waterpeil buiten een steeds groter verval te staan, waardoor de snelheid in het opengebleven gat kan gaan oplopen tot zeer hoge waarden. Deze stroom moet, eenmaal door de storm vloedkering heen, geheel vertragen, hetgeen gepaard gaat met een zeer groot energiever lies, dat zich moet realiseren op een klein oppervlak. De drempel en de bodembescher ming worden dan plaatselijk zwaar aan gevallen, onvergelijkelijk veel zwaarder dan wanneer de constructie geheel openstaat. Welke maatregelen heeft men nu om zo'n situatie te voorkomen of tenminste te be teugelen? Men zal om te beginnen zijn best 80

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1975 | | pagina 26