het mathematische eendimensionaal model
zijn beide geijkt op een werkelijk in de natuur
voorgekomen toestand. Daar er bij het begin
van de ijking van het model M 1000 nog geen
natuurmetingen beschikbaar waren waarbij
het Volkerak was afgesloten, werden beide
modellen geijkt aan een aantal getijden met
open Volkerak.
Fig. 2. Vergelijking van de
resultaten van het mathematisch
en het hydraulisch model met
de natuurmetingen van 10 en 11
september 1968
Hiervoor werden de in de natuur uitgevoerde
stroommetingen en visuele waterstands
metingen gebruikt die in het modelgebied
werden uitgevoerd op 10 en 11 september
1968. Er is toen stroom gemeten in het tracé
van de Oosterscheldedam, en in de raaien
Kats-Stavenisse, Zijpe en Volkerak (zie fig. 1).
Visuele metingen van het verticale getij von
den plaats, verspreid over het gehele Ooster-
scheldegebied en het gebied van het
Volkerak. Om mogelijke storingen in de
registratie-apparatuur en onnauwkeurigheden
uit te sluiten, werden er ook visuele waar
nemingen verricht op de plaatsen van de peil-
schrijvers. De resultaten van de metingen in
de natuur en van de simulaties met het
hydraulisch en met het mathematisch model,
stemden goed met elkaar overeen (zie fig. 2);
vooral westelijk van de Zeelandbrug, dus te
Westenschouwen, Vlietepolder en Zierikzee
is het resultaat van de simulaties een nauw
keurige replica van het natuurgetij.
Oostelijk van de Zeelandbrug, in de stations te
Wemeldinge en bij de Schelde-Rijnhaven heeft
het mathematisch model de neiging de ver
schijnselen gedurende de ebperiode iets te
laat te laten optreden. Op het Zijpe komt de
middenstand van het berekende verticale getij
bij de vluchthaven iets te laag uit. Ook ter
plaatse van de Volkerakafsluiting, die toen
nog niet was voltrokken, wijkt de ingevoerde
randvoorwaarde zowel voor het hydraulisch
als voor het mathematisch model enigszins af
van het in de natuur gemeten verticale getij.
Dit wordt veroorzaakt door lokale omstan
digheden.
Het bleek bovendien mogelijk uit de hydro-
metrische waarnemingen van 11 september
1968 een kombergingsberekening af te leiden,
uitgaande van het verloop van het debiet op
het Volkerak die dag. De bijbehorende debiet-
krommen zijn in figuur 3 weergegeven. Het is
daarbij opmerkelijk dat de grootste onderlinge
afwijkingen tussen de debietkrommen die
volgens de verschillende methoden werden
berekend, werden gevonden gedurende de
ebperiode.
De opzet van de verdere proeven en be
rekeningen is geweest, na te gaan in hoeverre
de hydraulische modeltechniek en de mathe-
2
86