Manchester (Engeland) en Karlsruhe (West- Duitsland), alsmede van deskundigen van het Massachusetts Institute of Technology te .oston (U.S.A.). Me studies hebben betrekking op de stabiliteit an de caissons onder invloed van de maat- evende storm met een kans van optreden an 1 per eeuw, de grootte van de defor- aties van de ondergrond, de al dan niet 1 oodzakelijke verdichting van ondergrond n drempel en de uitwerking van een en ider op de stabiliteit en het deformatie- adrag van de fundering. Het onderzoek naar j stabiliteit van de caissons omvat vragen aar de stabiliteit bij verweking van de on- srgrond, bij verschuiving van de caissons <er de drempel, bij afschuiving door de Tempel en bij afschuiving over de bovenste gen van de grondslag. Bij het onderzoek aar de deformaties gaat het om de zettingen, e scheefstand en de horizontale verplaat- ngen van de caissons. De toelaatbaarheid an deze ongelijke bewegingen moet beoor- eeld worden in verband met de spelingen issen de caissons en er eventueel over pende wegconstructies. Vooral ook zijn de ettingsverschillen een belangrijk punt in het ■nderzoek in verband met de ongelijke druk- erdelingen onder de caissons en de vervor- ingen die optreden als gevolg van de wrin- ende momenten. De toelaatbaarheid hiervan oor de bewegingswerktuigen en de schuiven loet worden onderzocht. De studies worden erricht door metingen en door berekeningen, e metingen vinden in de natuur en in de boratoria plaats. De metingen in de natuur veren de randvoorwaarden voor de bereke- ngen en metingen in de laboratoria. Zij om vatten voornamelijk het grondonderzoek in de tbijheid van de as van de stroomgeulen en ngs de toekomstige randen van de bodem- de oeverbeschermingen. Dit onderzoek estaat uit boringen, sonderingen, dichtheids- etingen en metingen die betrekking hebben P de deformatie- en doorlatendheidseigen- chappen van de ondergrond, en behoeve van de kabelaansluiting werd in e afgelopen jaren reeds grondonderzoek erricht in het tracé van de dam door de Tosterschelde, en wel op onderlinge afstan- ;en van enkele honderden meters, hans echter wordt dit net verdicht tot afstan den van enkele tientallen meters. Hiertoe moet m korte tijd een omvangrijk grondonderzoek met speciaal daartoe ingericht materieel worden uitgevoerd. Een tweede soort natuurmetingen betreft de inventarisering van praktijkervaringen, in het bijzonder bij opgetreden calamiteiten en bij speciaal opgezette proeven in de natuur. Begin september zullen in dit kader golfbe- lastingsproeven worden uitgevoerd in de haven van het werkeiland Neeltje Jans. Door middel van vijzels zal men dan cyclische golfbelastingen op een caisson nabootsen. De reserve-caissons die nog over waren van de afsluitingen van de Lauwerszee en het Volke rak en die in de werkhaven Schelphoek waren opgeslagen, zullen daartoe naar de haven Neetje Jans worden versleept. Getracht zal worden uit de diverse aldaar uit te voeren metingen het toekomstig gedrag van de ondergrond en de caissons van de storm vloedkering te voorspellen. Tot een derde reeks natuurproeven behoren de proeven in situ, waaronder bodem- en drempelverdich- tingsproeven ten einde de resultaten van ver schillende verdichtingsmethoden onderling te vergelijken. De metingen in de laboratoria betreffen in de eerste plaats de classificatie van de mecha nische eigenschappen van grondmonsters, dus van de wrijvingsweerstand en de deformatie- en doorlatendheidseigenschappen. Op basis van de gegevens die deze metingen opleveren kunnen stabiliteits- en zettingsberekeningen worden uitgevoerd. In het Laboratorium voor Grondmechanica worden modelproeven uit gevoerd die een tussenschakel vormen tussen andere laboratoriumproeven plus berekenin gen en de proeven in situ. Zo ook in het laboratorium van de Universiteit van Man chester. Daar is men aan de gang met zo genoemde centrifugeproeven, waarbij men door verhoging van de zwaartekracht grond- spanningen op ware grootte in modellen kan nabootsen. Er worden ten slotte berekenings methoden ontwikkeld om de extrapolatie tot stand te kunnen brengen van de laboratorium proeven via de proeven in situ naar de wer kelijke caissons, ofwel, eenvoudiger gezegd: om uit het kleine te voorspellen wat bij het bijzonder grote zal gebeuren. Een afzonderlijk probleem vormt nog de sta biliteit van bodem- en oeverbescherming. Ook hierbij gaat het weer om het gevreesde verwekingsverschijnsel. Daarmee gepaard gaande vloeiingen zijn in staat de randen van bodembeschermingen te ondermijnen en de naden tussen twee bodembeschermingsvelden open te leggen. Bij de vroegere sluitingen tilde men hier niet zo zwaar aan, omdat dergelijke schade pas laat in de sluitingsfase verwacht kan worden en vrij snel daarna onder het zand zou ver dwijnen. Nu echter moet deze bodembescherming de sterkste stroomaanval blijven weerstaan en 97

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1975 | | pagina 43