verdichting ontwikkeld. De verdichting ge
schiedt in principe op dezelfde wijze als bij
het Rütteldruckverfahren, namelijk door
middel van een trillichaam, dat al trillend
onder invloed van het eigen gewicht en door
toevoeging van water op het gewenste niveau
in de zandmassa wordt gebracht. In tegen
stelling tot het vroegere procédé, waarbij een
buisvormig lichaam in trilling werd gebracht
door een ingebouwde elektromotor met excen
trieken, gebruikt men thans een installatie
bestaande uit een normaal trillichaam in de
vorm van een stalen buis met een daarop
geplaatste aparte vibrator met regelbare
frequentie.
Het ondereinde van de buis is over een lengte
van 3 m voorzien van radiaal geplaatste stalen
platen, zogenaamde resonatoren. De vorm van
deze resonatoren, die een secondaire horizon
tale trilling veroorzaken, kan worden aan
gepast aan de zandsoort en de zandmassa die
men onderhanden heeft. De onderzijde van de
buis is voorzien van een spuitmond, terwiji in
de wand van de buis tussen de platen gaten
zijn aangebracht voor watertoevoer aan de
zijkant.
Om de penetratie van het trillichaam in de
grond te vergemakkelijken kunnen water en
lucht onder hoge druk van bovenaf via de buis
uit de spuitmond of uit de gaten aan de zijkant
van de buis worden gespoten en geperst.
Bij het verdichten wordt het trillichaam eerst
op het laagste niveau van het te verdichten
zandpakket gebracht en aldaar in werking
gehouden tot de grond is verdicht. Vervolgens
wordt, vanaf dit niveau naar boven werkend,
het trillen na elke meter stijging herhaald. De
ruimte die tijdens het verdichten rondom het
trillichaam ontstaat wordt steeds met zand
aangevuld.
Een aanwijzing voor de mate van verdichting
wordt verkregen door registratie op een
recorder van het opgenomen elektrisch ver
mogen door de vibrator. De elektromotoren
van de vibrator nemen bij toenemende weer
stand, die duidt op een grotere dichtheid in de
bodem, meer energie af.
Van geen der hiervoor beschreven verdich
tingsmethoden is echter ervaring beschikbaar
onder de werkomstandigheden die in de sluit
gaten van de Oosterscheldedam voorkomen.
De stroom- en de golfcondities zijn uitzon
derlijk zwaar, de waterdiepten groter dan waar
ook eerder met het verdichtingsprocédé werd
gewerkt; en dan liggen er op de plaats waar
gewerkt moet worden ook nog bodembescher
mingen. Daarom werden aanvullende proef
nemingen van het beschreven nieuwste ver
dichtingssysteem noodzakelijk geacht. Men
heeft dit nieuwe systeem gekozen, onder meer
omdat het na modificatie van de trilapparatuur
de mogelijkheid biedt, tijdens het verdichten
onder water grindpalen in de grond aan te
brengen waarmee de verticale drainage van
het grondpakket belangrijk verbeterd kan
worden. Voor het aanbrengen van deze grind
palen is bovenaan de trilpijp een opening
gemaakt waarin grind wordt gestort. Het grind
wordt in de grond gebracht tijdens de op
waartse beweging van het trillichaam en wel
door de geopende kleppen aan de onderzijde
van de trilpijp.
Bij proeven in de natuur aan de oostzijde van
het damvak Geul is zowel de mate van ver
dichting bij diverse penetratieafstanden als de
wijze van aanbrengen van de grindpalen
onderzocht. Bovendien is daar en in de
Hammen nagegaan of het trillichaam bodem
beschermingen van zooistukken met be-
storting en van steenasfaltmatten zou kunnen
doorboren. Dit uitvoeringsprobleem, dat vooral
ter plaatse van de overlappen moet worden
overwonnen, zal zich ook werkelijk voordoen
bij gebruik van deze verdichtingsmethode ter
plaatse van het tracé van de stormvloed
keringen, waar ter voorbereiding van de af
sluiting van de Oosterscheide reeds dergelijke
beschermingen op de bodem waren aan
gebracht.
Als plaats van uitvoering van de proef is een
plek bij het damvak Geul gekozen, opdat de
aanvangsdichtheden en de overige condities
van de ondergrond zoveel mogelijk dezelfde
zouden zijn als die in de sluitgaten. Er waren
daar twee zooistukken op de bodem aan
gebracht, beide 10 x 35 m groot; de stukken
waren vervolgens bestort met 600 kg fosfor-
slakken per m2. De overlap van de stukken
bedroeg 3 m. De proeven werden uitgevoerd
volgens een stramien van verdichtingspunten
met onderlinge afstanden van 3, 4, 5 en 6 m.
De verdichtingsdiepte varieerde afhankelijk
van het getij tussen 7 en 10 m beneden maai
veld. De gaten die bij de verdichting ont
stonden werden met fijn grind opgevuld.
De resultaten van de proefnemingen mogen
zeer gunstig worden genoemd. De conusweer
standen en poriëngehalten blijken door het
trillen gunstig te zijn beïnvloed. De onderlinge
afstanden tussen de verdichtingspunten zijn
onmiskenbaar van invloed op de mate van
verdichting zoals trouwens op grond van
ervaring ook wel werd verwacht. De meest
gunstige resultaten werden verkregen bij een
onderlinge afstand van de punten van 3 a 4 m.
Gelukkig bleek het goed mogelijk te trillen
door de overlappen van de zooistukken en
steenasfaltmatten heen. Op grond van de
102