Het waterloopkundig onderzoek heeft tot be-
langrijkste taak, gegevens te verzamelen die |_jef waterloopkundig
voor het ontwerp van de beweegbare storm-
vloedkering in de Oosterschelde noodzakelijk onderzoek
zijn. In dit artikel zal dan ook een aantal
facetten worden belicht van het ontwerpen van
de caissons waaruit de stormvloedkering zai
bestaan, en van de invloed die hiervan uitgaat
op een aantal andere bij het probleem betrok
ken factoren. Al te zeer in details kunnen we
nog niet treden; wel is het mogelijk een paar
randvoorwaarden te formuleren waaruit voor
de constructie moet worden gekozen.
We concentreren ons daarbij op het probleem
van de doorstroomopening.
De eerste eis die aan de doorstroomopening
van de stormvloedkering kan worden gesteld
is dat hij onder de dagelijks weerkerende
omstandigheden een bepaald gemiddeld getij
mogelijk moet maken achterin het Ooster-
scheldebekken. Daarbij zullen caissons en
sluitgat zo moeten worden uitgevoerd dat het
in stand houden van die getijbeweging te
realiseren is zonder dat aan weerszijden van
de doorlaatconstructie belangrijke ontgrondin
gen ontstaan. Een volgende eis zegt dat de
caissons en de afsluitmiddelen zo gevormd
moeten zijn dat de golfbelasting erop mini
maal is, als de caissons tijdens stormvloed
gesloten zijn. Uit deze eerste opsomming blijkt
al enigszins dat de doorstroomopening niet
onafhankelijk kan worden vastgesteld.
Indien er een doorstroomopening wordt ge
kozen, moet bekend zijn welke gevolgen die
opening heeft voor de getijbeweging op het
achterliggende bekken. Deze getijbeweging
wordt echter ook bepaald door de getijbe
weging die buiten heerst, aan de zeezijde van
de kering. Hoe de getijbeweging aan de
buitenzijde verloopt, is dan ook in eerste in
stantie statistisch onderzocht. Van het getij
meetstation Vlietepolder op Noord-Beveland,
dat na de realisering van het project buiten
gaats komt te liggen, zijn waarnemingen
beschikbaar over een lange reeks jaren. Uit
dit waarnemingsmateriaal is voor de periode
1960-1969 een overzicht gemaakt van het
aantal keren dat een hoogwater, gelegen
tussen bepaalde waarden, werd voorafgegaan
dan wel gevolgd door een bepaald laagwater.
Op grond van zo'n overzicht kan bijvoorbeeld
worden nagegaan welke getijrijzingen en
-dalingen er zoal zijn opgetreden, en bij welke
Modelopstelling in de geulen
Hammen (boven) en Schaar
van Roggenplaat. Alle caissons
op één na zijn geplaatst
Fig. 1. Frequentieverdeling van
de te Vlietepolder waargenomen
getijrijzingen in de periode
1930-1939
1
69