stroomprofiel van 30 000 m2 zouden overlaten,
■/at natuurlijk zou resulteren in een aanzien-
ijke verzwaring van de stroomaanval op
drempels en bodembeschermingen, en toe-
remende moeilijkheden bij het plaatsen van
ie laatste caissons. Het alternatief is, dat men
iet thans bestaande profiel van de afsluiting
nbaggert tot een grotere diepte. Daarmee
;omt men echter in andere moeilijkheden,
vant de verwijdering van de in het sluitgat
anwezige bodembescherming zal extra
osten meebrengen, terwijl de vergroting van
et doorstroomprofiel ook op zichzelf al
ostenverhogend werkt: de naar verhouding
ure afsluitmiddelen moeten dan ook weer
roter worden uitgevoerd,
ortom, men moet of een groter risico aan
aarden tijdens het plaatsen van de laatste
aissons, of vrij aanzienlijke extra kosten
aken. Thans worden de verschillende moge-
kheden onderzocht om dit probleem tot een
olossing te brengen,
oe die kwestie ook zal uitpakken, het is
aker dat na plaatsing van de laatste caisson
ardere vernauwing van het doorstroom-
rofiel noodzakelijk is om da mede met het
og op de veiligheid gewenste demping van
at getij op de Oosterschelde te bereiken. We
agen immers reeds in het vorige Bericht dat
an een merkbare getijdemping geen sprake
wanneer het hoofddoorstroomprofiel niet
rt meer dan 50% wordt verkleind. Bij de
aststelling van het uiteindelijke doorstroom-
rofiel is het nodig te weten hoe groot het
chterliggenae bekken zal zijn, en dus,
elke compartimentering men zal uitvoeren,
ienaangaande wordt, zolang de onzekerheid
uurt, voorlopig bij de studies uitgegaan van
e veronderstelling dat model C3 zal worden
aegepast: Philipsdam, Oesterdam en een tij-
erschil van 2,30 m bij Yerseke. Theoretisch
ou dit overeenkomen met een doorstroom-
rrofiel van 11 000 a 12 000 m2; maar in de
/raktijk zal het benodigde doorstroomprofiel
aerder in de buurt liggen van de 15 000 m2,
rmdat er rekening mee moet worden ge-
louden dat een deel van de kering tijdelijk
A/ordt dichtgezet voor onderhoudswerken, en
fat het doorstroomprofiel langs natuurlijke
weg zal afnemen door de aangroei van orga
nismen. Men laat natuurlijk niet na te bestu
deren welke invloed de vergroting of verklei
ning van het doorstroomprofiel zal hebben op
de constructie en de kosten van caissons en
afsluitmiddelen.
In dit verband is het ook van belang om te
weten te komen welke invloed de grootte van
het doorstroomprofiel heeft op de morfolo
gische ontwikkeling van het bekken. Zoals
bekend vindt onder de huidige getij-omstan
digheden overwegend erosie plaats. Als men
het getij in de mond dempt tot beneden een
bepaald getijverschil, zal, naar is te verwach
ten, in plaats van uitschuring aanslibbing en
aanzanding gaan optreden, te sterker naar
mate het getij meer wordt onderdrukt. Bij
zeer sterke demping van het getij zullen de
stroomsnelheden echter zo sterk afnemen dat
er nog maar weinig tot geen slib en zand
naar binnen wordt gevoerd. In figuur 1 is dit
verschijnsel grafisch weergegeven. De vorm
die de kromme heeft kan weliswaar nog niet
worden uitgerekend, maar hij zal vermoedelijk
wel het in de figuur globaal aangeduide ver
loop hebben. Op grond van dit verloop dient
alvast de vraag te worden gesteld welk punt
van de kromme uit ecologisch oogpunt het
gunstigst is. Daarbij moet dan ook worden
overwogen dat bij ieder punt een bepaalde
demping van het getij hoort, en dus ook een
groter of kleiner intergetijde- en schorren-
gebied.
Inmiddels moge duidelijk geworden zijn wat
de betekenis is van het doorstroomprofiel en
dus van de open constructie der caissons
voor de beheersing van het getij op het open
blijvende deel van de Oosterschelde. Ook is
komen vast te staan dat de caissons tijdens
de plaatsing meer open moeten zijn dan in
de definitieve toestand. De uiteindelijk ge
wenste mate van profielvernauwing en de
vaststelling van het na plaatsing der caissons
in feite aanwezige profiel, vormen thans
onderwerp van verdere onderzoekingen.
De verschillende caisson-ontwerpen
In een lange reeks van jaren heeft men door
het uitvoeren van de Deltawerken ervaring
opgedaan met het bouwen, varend vervoeren
en plaatsen van caissons. Ook al werd er
tegelijkertijd aan geleidelijke sluitingen ge
werkt, de bouw of het gebruik van caissons
stond eigenlijk nooit stil. Aldus ontstonden er
twee reeksen van ervaringen: ervaringen met
geleidelijke sluitingen, hetzij met behulp van
een kabelbaan, hetzij door het spuiten van
zand, en ervaringen met een caissonsluiting
(zie vooral Bericht 58, november 1971). Als
gevolg van die twee reeksen van ervaringen
kon in 1971 de sluiting van het Brouwers-
havense Gat worden gerealiseerd door de
simultane sluiting van het eigenlijke
Brouwershavense Gat met behulp van een
kabelbaan en de Kous met caissons. Ook
voor de sluiting van de Oosterschelde werden
twee sluitingsmethodieken voorbereid, en in
1971 lag er al een realiseerbaar caisson-
ontwerp voor de sluitgaten in de Ooster-
117