11 \*WW Mm
f"T J/^L;
Modelonderzoek in het Neder-
landsch Scheepsbouwkundig
Proefstation naar de vaar-
eigenschappen van caissons
3 ,5 ILvn®®5},
havenlichten te Hoek van Holland. Ook
gegevens met betrekking tot de afhandeling
en het afmeren van supertankers kunnen
wellicht waardevolle informatie opleveren.
Echter, men komt er niet met ervarings
gegevens alleen. Wat in het algemeen voor
de Oosterscheldewerken geldt, gaat ook hier
op: er is sprake van een aanzienlijke schaal
vergroting, en niet alleen wat betreft de
afmetingen van de afzonderlijke caissons; ook
het totale aantal is groter dan ooit vroeger.
Bovendien heeft de Oosterschelde wat betreft
waterbeweging en golfomstandigheden een
eigen, niet gemakkelijk karakter.
Dit maakt uitvoerig onderzoek nodig naar de
krachten op en de bewegingen van de
caissons ten gevolge van stroom, golven en
wind, in allerlei verschillende situaties tijdens
het transport en bij het afzinken. Het stroom-
beeldonderzoek, dat hierbij een vitale rol
speelt, wordt verricht in het getijmodel M 1000.
Vooral de vaarroutes van de caissons, de
uitvaartopeningen van de bouwdokken en de
omgeving van de drempels zullen daarbij
gedetailleerd moeten worden onderzocht. Uit
de resultaten van dat onderzoek moeten con
clusies kunnen worden afgeleid inzake de
benodigde sleepbootcapaciteit, de definitieve
keuze van vaarroutes, de wijze van naderen
van reeds geplaatste caissons en de wijze
van verankering van de caissons tijdens het
afzinken.
Vooral voor die onderzoeken waarbij golven
en wind van belang zijn, vormen de afmetingen,
de vormgeving en de massa-verdeling van de
caissons onmisbare uitgangsgegevens. Dit
betekent dat uitgebreide onderzoekingen op
dit moment, nu het caissonontwerp nog niet
voldoende gedetailleerd is, geen zin hebben.
Wel wordt door middel van oriënterende
proeven zo veel mogelijk getracht aan te
geven welke aspecten tijdens transport en
afzinken van belang zijn. Hiermee kan dan
weer een zekere terugkoppeling op andere
onderdelen van het ontwerp worden bereikt.
Hoe dit in zijn werk gaat, valt goed te demon
streren aan de diepgang van de caissons. De
diepgang heeft voor de omstandigheden
waarmee tijdens transport en afzinken ge
rekend moet worden vergaande consequen
ties. In zijn eenvoudigste vorm luidt het pro
bleem: hoe bereiken we dat een caisson van
uiteindelijk groot eigen gewicht toch als
varend schip een zo gering mogelijke diep
gang heeft? Er worden thans drie mogelijk
heden bestudeerd om dit probleem op te
lossen; men denkt aan het ontwerpen van een
lichter caisson, men overweegt de caisson
tijdens de vaart extra liftkracht te geven door
toepassing van drijflichamen en men onder
zoekt of het mogelijk is caissons pas na plaat
sing definitief af te bouwen.
Welke oplossing men uiteindelijk kiest bepaalt
weer de keuze van de uit te baggeren vaar
routes en de benodigde sleepbootcapaciteit:
het aantal boten en het benodigde aantal pk's
per boot en in totaal.
Op het ogenblik wordt dus aan een concept
draaiboek gewerkt waarin al zoveel mogelijk
gegevens verwerkt zijn. Door middel van
berekeningen is een eerste schatting ge
maakt van de benodigde sleepbootcapaciteit.
Uit deze berekeningen blijkt wel dat men moet
rekenen op een aanzienlijke schaalvergroting.
Een oriënterend onderzoek is gaande naar
sleepweerstand van een aantal typen caissons
en naar de krachten die de stroom op de
caissons zal uitoefenen als zij boven de
138