zullen zijn aangepast aan de overgangssituatie. Na de bouw van de stormvloedkering moeten we rekening houden met nog zwaardere stor men. In fig. 4 wordt toegelicht dat dan zowel de opwaaiing als de golfoploop toenemen, zodat de toelaatbare waterstand minder wordt. Nog steeds rest de vraag, wanneer men de kering tijdens een gevaarlijke storm op zijn laatst moet sluiten, opdat het maximaal toe laatbare peil nog juist niet zal worden over schreden. Hierbij stuit men dan tenslotte weer op de eerder vermelde moeilijkheid, dat het verdere verloop van een storm nooit exact te voorspellen is, en nog minder het zich daarbij ontwikkelende getij. In dit geval gaat het speciaal om de onzekerheid die bestaat omtrent de snelheid waarmede het water buiten de kering nog zal stijgen als de sluitingsmanoeuvre in gang is gezet. Daar van het maximaal toelaatbare peil, en zo kunnen we dan de waterstand aan de zeezijde van de stormvloedkering bepalen waarbij de stormvloedkering in ieder geval zal moeten worden gesloten wanneer men verwacht dat het buitenwatergetij nog aanzienlijk verder zal stijgen. Met het vrij ingewikkelde onderzoek inzake deze problematiek worden thans wel zulke vorderingen gemaakt dat mogelijk binnen enkele maanden een redelijk nauwkeurige schatting kan worden gegeven van het peil waarop tot sluiting van de stormvloedkering moet worden besloten. Vermoedelijk zal dit liggen in de buurt van N.A.P. 3 m. Laten wij tenslotte trachten te overzien welku consequenties een sluitingsmanoeuvre die inzet bij een waterstand van ongeveer N.A.P 3 m in de opgaande tak van een stormvloed van hangt immers af welk verval er zal ont staan tussen buiten- en binnenwaterstand tijdens de sluitingsmanoeuvre, die om de gedachten te bepalen op 3A a 1 uur kan wor den gesteld. En van dit verval hangt de hoe veelheid water af die tijdens de sluiting nog het Oosterscheldebekken zal binnenstromen. Op dit vraagstuk, dat ook - en vooral - van beiang is voor de berekening van de stro mingskrachten op de schuiven, gaan we hier onder nog nader in. Ondanks alle moeilijkheden willen we hier toch een eerste benadering geven van het uiterste tijdstip waarop de sluiting zal moeten worden ingezet. We stellen dan dat het peil op het Oosterscheldebekken vanaf de inzet van de sluitingsmanoeuvre tot aan de volle dige sluiting van alle schuiven nog een halve meter zal kunnen stijgen. Dat trekken we af heeft voor de stormvloedkering. Er is ook al in Bericht 72 (mei 1975) op gewezen dat de stormvloedkering gesloten moet kunnen worden in stromend water. Thans willen we nagaan welke stroomsnelheden er in zo'n geval tijdens de sluiting, dus gedurende on geveer een uur, in de sluisopeningen kunnen optreden. Kennis van die snelheden is immers van belang voor de berekening van de krachten die op de afsluitmiddelen zullen worden uit geoefend. Men zou dus wel graag willen weten hoe het getij precies verloopt vanaf he moment dat men met de sluitingsmanoeuvre begint. Stijgt het water daarna nog zeer snel verder, dan zullen grotere vervallen tussen de binnen- en buitenwateren optreden dan wanneer die stijging verder nog maar een flauw verloop heeft. Het verloop van de getij- 178

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1975 | | pagina 16