opleggingen en in sommige gevallen tot ver
moeidheid en breuk van het materiaal. Dit
laatste kan alleen voorkomen bij schuiven die
lange tijd achtereen staan te trillen. Maar
dat kan in de Oosterscheldekering gemak
kelijk gebeuren. Bij deze stormvloedkering
moet dan ook speciaal gelet worden op die
onderdelen die ook in normale, geopende
toestand steeds in de stroming staan en zo
doende langdurig dynamisch belast kunnen
worden.
Het is mogelijk een aantal eisen te formu
leren waaraan een schuif trillingstechnisch
moet voldoen in verband met de bedrijfs
zekerheid en de levensduur. Het zijn de
volgende.
Allereerst moeten eventuele trillingen beperkt
in amplitude zijn. Dit betekent dat de weder
zijdse beïnvloeding van constructie en stro
ming niet tot instabiele verschijnselen aan
leiding mag geven.
Als tweede eis geldt dat stootbelastingen
zoveel mogelijk vermeden moeten worden, en
dat de vormgeving liefst zodanig moet zijn,
dat geen instabiel wateroppervlak onstaat
door de stroming en dat er geen golven tot
de schuif kunnen doordringen. Is dit niet te
vermijden, dan moet een gladde vorm ge
kozen worden waarbij het opspattende water
dat altijd ontstaat wanneer men de snelheid
van water plotseling vertraagt, zoveel moge
lijk ongehinderd weg kan lopen.
In de turbulentie van de stroming, aldus de
derde eis, mogen eventuele regelmatige
drukpulsaties geen resonantietrillingen van
de schuif kunnen aanstoten. Dit betekent in
de praktijk dat de schuif zo stijf moet zijn
dat de resonantiefrequentie twee tot drie keer
hoger ligt dan de hoogste dominante fre
quentie die in de turbulentie voorkomt. De
invloed van de turbulentie wordt dan gere
duceerd tot een quasi-statische belasting,
waarbij de materiaalspanningen in dezelfde
verhouding tot de belasting staan als bij
statische belastingen. Er is alleen nog een
zekere invloed van de 'staart' van het spec
trum, waarbij de resonantietrillingen aange
stoten kunnen worden.
Tenslotte moeten de stationaire krachten
tengevolge van eigen gewicht plus stroming
en de niet-stationaire krachten tengevolge
van turbulentie resulterend één richting op
werken, zodat alle aanwezige speling in het
hefwerk en in de schuifgeleiding naar één
kant getrokken wordt. Indien dit niet het
geval is blijkt steeds weer dat in de indiffe
rente toestand instabiele trillingen optreden.
Dat de schuif en het hefwerk gedimensio
neerd moeten zijn op de voorkomende be
lastingen, mag als een vanzelfsprekende eis
worden beschouwd.
3. Vooronderzoek naar de vorm
geving van de inlaatsluits in het
Volkerak; voorbeeld van een
enkelvoudig massaveersysteem
Met deze vijf eisen ligt dan tevens vast welke
gegevens nodig zijn voor het ontwerp. Men
verkrijgt deze gegevens deels door extra
polatie van ervaring, maar voor een belang
rijk deel ook door experimenteel en soms
door theoretisch onderzoek. Omvangrijke
ervaring is in deze richting reeds opgebouwc
door modelonderzoekingen voor de schuiver
van de Rijnstuw bij Hagestein, van de spui-
sluizen in het Haringvliet en van de inlaat-
sluis in de Volkerakdam. Vooral het feit dat
de ontwerpen Hagestein en Haringvliet later
getoetst zijn aan de werkelijkheid en voor
wat betreft het Haringvliet nog steeds ge
toetst worden heeft, behalve voor directe
toetsing van de modeltechniek, ook grote
190