De voortgang van het water loopkundig en morfologisch onderzoek In Bericht 72 (mei 1975) werd uitgebreid aandacht besteed aan het waterloopkundig onderzoek. Het ging er toen voornamelijk om, welke problemen er speelden bij het ontwerp en hoe ze onderzocht moesten worden. Inmiddels is het onderzoek een eind gevorderd en kunnen er enkele resultaten gemeld worden, met name voor wat betreft het onderzoek naar de totale golfkrachten op de caissons, het ontgrondingsonderzoek en de morfologie van het bekken. Verder wordt aandacht besteed aan enkele onderzoeken die sinds het vorige Bericht begonnen zijn, te weten het golfklappenon- derzoek en de proeven met scheve golfaanval. Er bestaat een nauwe relatie tussen de te verwachten golfbelasting en het caisson- ontwerp. De totale golfbelasting en de ver- valbelasting samen bepalen in belangrijke mate hoe breed en zwaar de constructie moet zijn. Deze belasting kan in feite beter de quasi-statische golfbelasting genoemd wor den, omdat de caisson als geheel deze belasting als statisch ervaart. Dit komt omdat deze belastingfluctuatie veel langzamer verloopt dan de eigen trillingsperiode van de gehele constructie; er is dan geen sprake van een zogenaamde dynamische respons. In de maanden januari tot mei van dit jaar is een groot aantal ontwerpvarianten op quasi-statische belasting onderzocht. De variabelen bij deze ontwerpen waren de plaats en de grootte van de onder- en bovenkokers, en de plaats en de hoogte van de schuiven. Ook werd het effect nagegaan van golfdem- pende constructies als bijvoorbeeld roosters, terwijl voor diverse types bovendien de aan- legdiepte en de vorm van het golfspectrum gevarieerd werden. Om de golfbelasting te meten werd de te beproeven caisson in een frame gehangen met behulp van stijve veren. De vervorming van de veren, die gemeten wordt met zoge naamde rekstrookjes, is een maat voor de krachten. Op deze manier werd de totale horizontale en verticale kracht gemeten, en ook het moment. De golfbeweging in de modelgoot werd opgewekt door middel van een bewegend schot. De bewegingen van dit schot werden zo geprogrammeerd dat de resulterende waterbeweging in de goot over eenkwam met de in werkelijkheid optredende onregelmatige golfbeweging. Uit het onderzoek zijn een aantal belang wekkende conclusies naar voren gekomen. Allereerst kwam vast te staan dat verhoging van de kerende hoogte van N.A.P. 5,3 m, de maatgevende waterstand, tot N.A.P. 10 m de horizontale golfbelasting met 25% doet toenemen. Verder bleek dat verplaatsing van de schuif van de voorkant van de caissor naar het midden en naar de achterkant bij een bovenkoker over de volle breedte de verticale golfkrachten met resp. 100% en 200% doet toenemen. De resultaten van dit golfkrachtenonderzoek hebben, samen met tal van andere factoren, geleid tot de keuze van drie hoofdtypen caissons, de halve bakcaisson, de open bak en de venturi. Deze drie typen zijn in het vorige Bericht reeds uitgebreid besproken. Bij de bepaling van de totale golfkrachten op de caisson werd uitgegaan van loodrechte golfaanval, omdat dat de maatgevende toe stand is. Het is echter niet ondenkbaar dat de golven onder een andere hoek met het tracé van de dam invallen, waarbij dan met name de wanden van de caissons belast worden. Aangezien deze krachten mede de dikte van de wanden bepalen en daardoor weer van invloed zijn op het doorstroom profiel, is ook modelonderzoek ondernomen naar deze vorm van belasting. Deze proeven worden gedaan in een 11 m brede golfbak, omdat een dergelijk onderzoel uiteraard niet in een smalle goot kan plaats vinden. Het systeem van golfopwekking en krachtenmeting is verder vrijwel hetzelfde als bij het onderzoek naar de totale golf krachten. Bij dit onderzoek werd de configuratie van de wanden bij de drie overgebleven caisson- 206

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1975 | | pagina 44