direct last van te hebben. Dit geldt met name
voor pesticiden. Worden dergelijke organis
men door andere opgegeten, dan kunnen
hoge concentraties gifstoffen worden over
gedragen, met wel degelijk schadelijk gevolg.
Naar deze ecologische effecten wordt in
opdracht van de Rijkswaterstaat onderzoek
verricht door de Biologische Afdeling van
TNO, Hierbij wordt voorlopig een aantal
representatieve organismensoorten bestu
deerd voor wat betreft hun reactie op zware
metalen. Zware metalen kunnen voorkomen
opgelost in het water, en in fijn verdeelde
toestand gehecht aan zwevende siibdeeitjes.
De grotere siibdeeitjes kunnen bezinken in
gebieden waar het water langzaam stroomt.
Met de siibdeeitjes worden dan ook de aan
gehechte stoffen naar de bodem gevoerd.
Dit kan tot gevolg hebben, dat de concen
tratie in het water afneemt. Bij zware metalen
is het zo, dat aan de fijnste siibdeeitjes de
hoogste concentraties metalen gehecht
kunnen worden. Zulke fijne deeltjes - men
denke aan een grootte van 1/1000 mm -
bezinken bijna niet, maar worden wel door
zoetwatermosselen en andere organismen die
water filtreren, met het voedsel opge
Zeepierenhoopjes en zeegras
op een ondiepe bodem onder
water
nomen; en zo kunnen ze deze diersoorten be-
invloeden. Figuur 10 geeft de gemeten gehal
ten aan zware metalen in het water en de
bodem in het traject Nieuwe Merwede/Hol-
lands Diep/Haringvliet. Na afsluiting van het
Haringvliet is door de verlaging van de
stroomsnelheden een belangrijke sedimentatie
van zand en slib opgetreden in het traject
Nieuwe Merwede/Hollands Diep.
Uit de metingen blijkt, dat sommige opgeloste
zware metalen zoals arseen in het gehele
beschouwde traject even sterk voorkomen.
Andere nemen in zeewaartse richting af,
sommige, zoals zink, door bezinking, andere,
zoals kwik, door verdamping.
Ook in de bodem nemen de gehaltes af in
zeewaartse richting. Dit wordt veroorzaakt
door het feit dat de Haringvlietbodem vóór de
afsluiting relatief lage zware-metaalgehalten
244