m. Soms zal men bepaalde gebieden jsief willen bestemmen ofwel voor >atie ofwel als natuurgebied. Maar in vele re gevallen kan men komen tot integratie oeide, omdat er een grote verscheiden- aan milieu-typen en ontwikkelings- elijkheden aanwezig is. Dan kan er een onie tot stand gebracht worden, die aan ens voldoende ontplooiingsruimte geeft, er dat aan de ontwikkeling van de irmogelijkheden tekort wordt gedaan, it algemeen is het verstandig bij de opzet nrichtingsplannen te streven naar een ?gulerend en divers systeem, waarin bij- n meer uitzondering dan regel is. Dit kan est gerealiseerd worden door waar elijk spontane ontwikkeling toe te laten, o min mogelijk in te grijpen. Dit houdt is in dat een hoge mate van natuurlijk heid verwacht mag worden. Wel moet worden opgemerkt dat een soortenrijk systeem niet per se stabiel is. Eerder is het zo, dat een stabiel systeem veel soorten kan herbergen. Nodig voor de inrichting van gebieden op de bovenomschreven manier is een adequaat inzicht in de aard en verscheidenheid van de afgesloten estuaria als geheel en van de onderdelen ervan, en in de ontwikkelings mogelijkheden van ieder deel. Daarbij moet men zich afvragen welke de kenmerken van het landschap zijn, hoe zij zijn ontstaan en hoe zij zich in de nieuwe situatie zullen ontwikkelen. Het blijkt al dadelijk dat verschillende kenmerken van een landschap niet los van elkaar staan, maar onderling sterk samenhangen: welke vogelsoorten er voor komen hangt onder meer af van de bodem wegen parkeerterrein bos natuurlijke oevervegetatie fTTTÏTTTTTT openterrein,grasland evt. met strookbeplanting Fig. 1a. Slikken van Flakkee. Fragment van de inrichtings- schets 1975. Vergelijk deze schets met de kaarten op de volgende bladzijden

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1976 | | pagina 29