\fï*t ii igetroffen en waar men keer op keer voor e rassingen kan worden gesteld. Zo heeft :i< in deze zone bijvoorbeeld de adelaars- '8 en gevestigd, die zich thans over het leoied uitbreidt. r Je voormalige kreken, die heel langzaam )i zilten, komen nog lange tijd verscheidene )l nten voor die op het hoge schor zijn <t dwenen. In de vlieren en wilgen worden al i ïrlei kleine zangvogels vernomen, onder 3 tere de blauwborst. Nu de schorren niet r er onder water komen, kunnen er zich ook ragdieren vestigen, zoals woelmuizen, (i lijnen en hazen. Door de komst van de <i )agdieren ontstaat er in dit vlakke open 3 oied ook een goede biotoop voor Torenvalk !i Kiekendief. Inzicht in al deze veranderingen 3 hun oorzaken levert belangrijke gegevens 3 die bij de inrichting van de bekkens 3" bruikt kunnen worden. Om het belang van d inzicht te onderstrepen kan worden ge- ia zen op de oude inrichtingsschets van het G evelingenbekken uit 1967. Op de Slikken v. n Flakkee zijn daar grote oppervlakten b stemd voor de aanleg van bos. De gekozen p atsen blijken echter op grond van recente s ;dies slechts ten dele geschikt te zijn voor b s. Kostbare ingrepen zouden nodig geweest z n om datgene te bereiken wat men decag on terwijl men een waardevolle milieu- d 'erentiatie ter plaatse had moeten ver- n tigen. Veel goedkoper en beter is het een 9 wenst bos langs spontane weg te laten c tstaan; zoals hiervoor is beschreven, g. beurt dat ook inderdaad op geschikte P 'atsen. Weliswaar zal de samenstelling schillen van die van ingeplante bossen, c ch wat er groeit hoor er thuis. Zo blijkt uit derzoek aan het Aardbeien-eiland in het Veerse Meer, dat na twaalf jaar reeds een struweel is ontstaan dat 23 soorten hout achtige plantensoorten herbergt, voornamelijk wilgen, doch ook populieren en berken en zo'n 131 soorten hogere planten. Een tweede voorbeeld levert de geschiedenis van de verstuivingsbestrijding op de droog gevallen platen in het Grevelingenmeer. Het streven was er destijds op gericht het zand door inzaaien en het plaatsen van stuifscher- men zo snel mogelijk vast te leggen. Het alternatief, gebruik te maken van de wind om een interessant reliëf te creëren in reliëfarme gebieden, was echter geheel niet overwogen. Door snelle inzaai werd de verstuiving al spoedig aan banden gelegd; de stuifschermen konden daardoor maar weinig zand invangen, zodat de gevormde zandregels erg laag zijn gebleven. Door de manier van plaatsen van de schermen is bovendien een kunstmatig en weinig fraai patroon ontstaan. Soortgelijke kritiek kan gegeven worden op de wijze waarop het stuifmengsel is ingezaaid. Die heeft namelijk betrekkelijk grote gebieden doen ontstaan met een kunstmatig en een vormig microreliëf in de vorm van richels en ruiten waarop de vegetatie staat, maar waar tussen nog erg weinig plantengroei is. Deze vegetatie is na enkele jaren nog steeds weinig gevarieerd en bestaat nog voor namelijk uit de ingezaaide grassoorten, die 80% van de bedekking voor hun rekening nemen. De resterende 20% bestaat voor de helft uit krulmos en voor de helft uit andere planten, een 40 soorten. Vergelijkt men deze vegetaties met die van gebieden die niet zijn ingezaaid, dan blijken de spontaan ontwik kelde vegetaties op vergelijkbare gebieden veel gevarieerder te zijn. 263

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1976 | | pagina 41