voorkomen - tot een diepte van 7 m -
zeegrasvelden, wieren en veel bodem-
;anismen, waarop weer vogels fourageren,
ils duikeenden, sterns en futen. Het water
lier naar verhouding helder, zodat zowel
ren als bodemfauna in aanzienlijk grotere
;dseldichtheden voorkomen dan in dieper
ter. Grotere voedseldichtheden trekken
er grotere aantallen vissen aan. In ondiepe
oieden in zoete bekkens zullen planten
irkomen als Waterlelie, Watergentiaan,
ie plomp en onder water kranswieren en
teinkruiden. Hierin zullen allerlei vissen
en zoals Karper, Snoekbaars, Bot,
kelbaars en Blei. In de bodem komen
irnamelijk wormen, driehoeksmossels,
ggenlarven en vlokreeften voor. Deze
nen weer als voedsel voor Slobeend,
obbelzwaan en Wilde eend.
soortensamenstelling zal echter door het
tr verwachting eutrofe water vrij arm zijn.
Je ondiepe gebieden en langs de oevers
i vooral zoete meren komt nogal veel
ulisme voor. Dit is een vergiftiging die
staat na de opname van de vergiftigde stof
ulinum, die wordt afgescheiden door de
terie Clostridium botulinum onder omstan-
ïeden van zuurstofloosheid bij een
peratuur hoger dan 20° C en op een
trijke voedingsbodem, bijvoorbeeld een
:ver. Aan deze voorwaarden wordt voldaan
ebieden met veel vogels, bijvoorbeeld
aatsen, waar regelmatig kadavers voor-
en en met ondiep stagnerend water, zodat
akkelijk zuurstofloosheid kan optreden,
evenals opwarming van het water of slik. In
de ondiepe delen van zoete stagnante
bekkens is de kans dus groot dat er gebieden
zullen ontstaan die gunstig zijn voor de
ontwikkeling van het botulisme.
Het getijgebied
Om een prognose te maken van de verande
ringen die zullen optreden bij reductie van
het getij tot 2,30 m bij Yerseke, zijn
inventarisaties gemaakt van de aan het getij
gebonden kenmerken. Hoewel dit inventari
serend onderzoek zeker nog niet is afge
sloten, was het toch mogelijk de verkregen
inzichten te gebruiken voor het gestelde doel.
Afhankelijk van de te kiezen oplossing
omtrent de wijze van afsluiting zijn de
verkregen gegevens voor het grootste deel
bruikbaar voor het inventariserend land-
scbapsoecologisch onderzoek dat momenteel
voor het Oosterscheldegebied wordt
uitgevoerd.
De hoogstgelegen randgebieden in het getij-
gebied, ongeveer op de H.W.-lijn, zijn de
schorren.
Hun typische morfologie bestaat uit kreken,
waarlangs hogere zogenaamde oeverwallen
liggen. Deze kreken omsluiten lager gelegen
kommen. Wallen en kommen hebben een
zeer specifieke vegetatie, die weliswaar niet
soortenrijk is - men telt er 55 soorten hogere
planten - maar vanwege het zoute karakter
wel zeldzaam.
269