t
st heldewater op werd gebracht. Variaties in
di zoetwaterbelasting onder invloed van
dioge of natte jaren hebben onmiddellijk
in 'loed op de zoutgehalten in het meer, die
d; n ook sterk fluctueren.
In de Grevelingen fluctueert het zoutgehalte
m ider sterk, maar ook daar is een geleide-
lij e tendens merkbaar tot verzoeting. Hier
tr cht men om redenen van milieubehoud een
zc hoog mogelijk zoutgehalte te handhaven.
D' mogelijkheden daartoe zijn vooralsnog
b rerkt. Door de sluizen bij Bruinisse wordt
zc ter water ingelaten, maar niet in grote
hc ?veelheden, omdat een zo vast mogelijk
pe I wordt nagestreefd. Bovendien zijn de
zo tgehalten van dit ingelaten water maar
wi nig hoger dan die in het meer zelf.
Pr wanneer de sluis in de Brouwersdam
ge eed is, kan zeewater met een hoog zout-
ge lalte door het bekken gespoeld worden en
ka het zoutgehalte op het meer afdoende op
pe worden gehouden.
M het zoete water worden er ook andere
str fen op het bekken gebracht, waaronder
i/o dingsstoffen, die een rol spelen in het
ac atische systeem. De belangrijkste hiervan
zij de fosfaten en nitraten. (Figuur 3).
Se iert de afsluiting worden deze stoffen niet
m< ar onder invloed van het getij verdund
zo at hun effect op het voedingsstoffenniveau
n et bekken veel groter is geworden. Dit
«i dt geïllustreerd in figuur 4 en 5.
D allend is, dat de gehalten in beide meren
Ti; de tijd fluctueren. Het nitraatgehalte daalt
n eide meren 's zomers ongeveer tot nul.
H; opgelost-fosfaatgehalte stijgt vanaf het
io rjaar gedurende de zomer en daalt gelei
de jk vanaf september. Dit gedrag kan
verklaard worden volgens onderstaand
schema.
N2
N5- N03
Minera- direkt of via de bodem algen
lisatie
X PP04
I
adsorptie
sedimentatie
In het voorjaar, als de watertemperatuur gaat
stijgen, neemt ook de snelheid van de
omzetting van organische stof toe. Deze
omzetting houdt in dat afgestorven organische
stoffen worden afgebroken en overgaan in
andere stoffen. Hierbij worden stikstof- en
fosfaatverbindingen vrij gemaakt en aan het
water toegevoegd of ze ontwijken in
gasvorm naar de atmosfeer.
In het voorjaar beginnen echter ook de algen
te groeien, die de in het water aanwezige
voedingsstoffen in hun celmateriaal vast
leggen, totdat al het aanwezige nitraat in het
water is opgebruikt.
In de voorzomer lopen de gehalten terug tot
nul. Door gebrek aan nitraat wordt de algen-
groei beperkt. Dit wil overigens niet zeggen
dat excessieve algenbloei niet voorkomt in
deze meren. In het Veerse Meer is vlak na de
afsluiting en ook in 1966 en 1967 een
excessieve bloei van algen, met name
flagellaten, opgetreden. In het Grevelingen-
meer met zijn lagere voedingsstoffenniveau is
dit echter niet geconstateerd.
273