OVERWEGEND DUINDOORN BOSWILG, 30 BOMEN/ha BOSWILG, <30 BOMEN/ha VLIER, <30 BOMEN/ho VLIER. <30 BOMEN/ho men, steile schorranden of flauw hellende overgangen naar lagere gebieden. De verschillende geomorfologische eenheden op het oude schor hebben elk een karakteris tieke bodemsamenstelling, vochthuishouding en zouthuishouding. Als gevolg daarvan waren er vroeger kenmerkende verschillen in de vegetatie. Na het wegvallen van het getij reageerde elk van deze zones op een eigen wijze op de nieuwe toestand. Er zijn daardoor verschillen ontstaan in ontziltingstoestand, bodemeigenschappen en hydrologische situ atie. Die verschillen leveren een grote variatie in milieutypen op. De ontwikkelingen kunnen op korte afstand van elkaar belangrijk afwijken. In dergelijke gebieden kunnen dan ook in de toekomst zeer gevarieerde vegetatietypen ontstaan. Geleidelijk zal de oorspronkelijke zoutvegetatie plaatsmaken voor zouttolerante en daarna voor zoutmijdende soorten. In de Grevelingen kunnen thans reeds aanwijzingen gevonden worden waarop prognoses van de Fig. 10. Bomenkaart van het noordelijk deel van de Slikken van Flakkee. Inventarisatie van de spontaan opgeslagen begroeiing Fig. 11. Soortenrijkdom van verscheidene natuurgebieden vergeleken met de soort/ oppervlakterelatie in de Neder landse flora. (Uit: 'Voorne in de branding', 1968) 281

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1976 | | pagina 59