T fl G ochemisch fosfaatonderzoek is naast h drobiologisch onderzoek naar de algen- b >ei noodzakelijk om meer te weten te komen o ar de uitwisseling van fosfaat tussen bodem e water. Immers, mineralisatie en mobilisatie v n fosfaat vanuit de bodem leiden tot extra b asting van het oppervlaktewater. Als men d Nederlandse wateren op grote schaal k. nstmatig gaat defosfateren, waarbij een zo g rot mogelijk deei van het orthofosfaat door c amische binding tot neerslag wordt ge- b acht, zal de algenbloei en daarmee de b logische fosfaataccumulatie afnemen, o dat er minder orthofosfaat overblijft voor d algen. Geochemisch onderzoek moet dan e n antwoord geven op de vraag of en, zo ja, h s de mobilisatieprocessen daardoor zullen v>: anderen. Speciale aandacht zal daarbij g schonken moeten worden aan het gedrag F g. 1. Gedrag van fosfaten in h i Veerse Meer gedurende 1 >73 van een fosfaatrijke bodem ten opzichte van fosfaatarm water, omdat het a'efosfaterings- effect eventueel teniet gedaan kan worden door extra mobilisatie van fosfaat dat vooral in de laatste decennia in de bodem is opge slagen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met de afdeling Chemische Technologie van de T.H. Twente en het Geochemisch Instituut van de Universiteit te Utrecht. Behalve in de fosfaatproblematiek kan de geochemie inzicht verschaffen in het gedrag van zware metalen nabij en in de bodem. Zware metalen - kwik, koper, cadmium, zink en andere - zijn boven bepaalde concen traties giftig voor organismen. Evenals fosfaat kunnen zware metalen accumuleren in de onderwaterbodem, hetgeen tot uit drukking komt in de concentraties ervan in het poriënwater in de holten van de bodem. In dit poriënwater leven vele belangrijke organismen; denk alleen al aan de mosselen. Het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid te Haren verricht op verzoek van de Rijkswater staat sedert enige tijd geochemisch onder zoek naar het gedrag van zware metalen in slib. Onlangs is dit onderzoek nog uitgebreid, waarbij ook het Waterloopkundig Labora torium werd ingeschakeld. Daarnaast is het Cultuurtechnisch instituut van T.N.O. bezig om ter plaatse de vergiftigende uitwerking van zware metalen op bepaalde bodemorga nismen te meten. Er zijn daartoe op ver schillende plaatsen in het Deltagebied bodem- dieren uitgezet, die na enige maanden onder zocht worden op groei, zware-metalengehaite en dergelijke meer. Het nagaan van de invloed die het baggeren en dumpen van slib heeft op de water- TOTAALFOSFAAT AUG SEP OKT ORTHOFOSFAAT ALGENBLOEI JAN FEB MRT APR MEI JUNI JULI AUG SEP OCT NOV DEC 291

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1976 | | pagina 69