Waterloopkundig onderzoek
ten behoeve van het milieu
waterloopkundig onderzoek dat binnen
raam van de Deltawerken wordt verricht is
ns evenzeer als voorheen in zeer belang-
e mate gericht op de voorbereiding en de
voering van de civieltechnische werken
i het Deltaplan: de afsluitdammen en de
arin te bouwen kunstwerken. De aandacht
at daarom vooral uit naar die waterloop-
ndige verschijnselen die de werken recht-
eeks beïnvloeden. In hoofdzaak geldt voor
waterloopkundig onderzoek nog steeds
globale omschrijving die ervan werd ge
ven in Bericht 1, van augustus 1957.
,derscheidenlijk werden daar genoemd: de
die van de algemene waterbeweging;
studie van de golfbeweginghet onderzoek
ar het zandtransport en de studie van het
utprobleem. De korte taakomschrijvingen
ogen hier nog eens worden herhaald:
e algemene waterbeweging in het delta-
ibied, tijdens de verschillende fasen van
tvoering van het afsluitingsplan en na vol-
dige realisatie hiervan, vormt een belang-
k onderwerp van studie, evenals de wijze
aarop deze het voordeligst zal kunnen
orden geregeld. Hierbij spelen verschillende
:ctoren een rol, zoals oever- en kustver-
ediging, de waterhuishouding en het scheep-
aartbelang'; 'de golfbeweging in het delta-
ebied, met het oog op de bijzondere eisen
e deze stelt aan de geprojecteerde afslui-
ngsdammen en de daarin te maken kunst
verken Deze studie is mede van
oelang voor de bepaling van de 'werkbaar-
neid' in deze gebieden';
het zandtransport door de getijstromen,
vaarvan de studie van belang is, zowel ten
behoeve van het ontwerpen der kunstwerken
als voor het onderzoek naar de veranderin
gen die zich in het Deltagebied zullen
voltrekken; het zoutprobleem en in het bij
zonder het moeilijke vraagstuk van de men
ging van zout en zoet waterHet woord
'milieu' komt in de taakomschrijving van 1957
nog niet voor. Toch hebben bepaalde vormen
van waterloopkundig onderzoek ook toen al,
hoewel ze niet zo zeer op het milieu waren
gericht, zeer waardevolle gegevens en in
zichten opgeleverd, waarvan het milieu
onderzoek thans een nuttig gebruik kan
maken.
Het begin van samenwerking van de water
loopkundige studiediensten van de Rijks
waterstaat met biologen - met name hydro-
biologen - dateert overigens al van lang voor
de aanvang der Deltawerken. Die samenwer
king hield in dat de hydrobiologen gebruik
konden maken van de meetfaciliteiten van de
studiediensten. Ze vond voor het eerst min
of meer geregeld plaats met het Zoölogisch
Station in Den Helder, een instituut dat
destijds was opgericht door de Koninklijke
Akademie van Wetenschappen met als taak
de bestudering van de hydrobiologische
gevolgen van de afsluiting van de Zuiderzee
op het Waddengebied. Dat was in de jaren
dertig, toen de Rijkswaterstaat een begin
maakte met de studie van de waterbeweging
op de Waddenzee en zijn zeegaten.
Het Zoölogisch Station te Den Helder kan als
voorloper en evenknie worden beschouwd van
het Delta Instituut voor Hydrobiologisch
Onderzoek te Yerseke. Over de oprichting
van laatstgenoemd instituut zegt Bericht 19
(februari 1962) onder meer het volgende:
'Reeds voordat de plannen tot het afdammen
der zeegaten in Zeeland en Zuid-Holland
vaste vorm hadden aangenomen had een
233