Aquatisch milieu-onderzoek chemische en biologische kwaliteit van er bepaalt in belangrijke mate wat men er e kan doen. Een optimaal functionerend jatisch ecosysteem, waarvan de voor- amste kenmerken werden beschreven in icht 69 (augustus 1974), veronderstelt een ede kwaliteit van het water, gezien de minerende rol die dit element in zo'n ,ieem speelt. Vandaar dat onderzoek naar waterkwaliteit een belangrijk onderdeel mt van de studies van de Afdeling Milieu- derzoek. Om bepaalde functies aan het er te kunnen toekennen is het allereerst dig om de waterkwaliteit te inventariseren, arna dient de huidige situatie vergeleken worden met de kwaliteitsnormen die uit de ictiebestemmingen volgen. Als er een gatief verschil bestaat tussen de huidige ;stand en de norm, kan worden nagegaan ike maatregelen er moeten worden ge- men om de waterkwaliteit zodanig te ver teren dat de gewenste normen worden reikt. inventarisatie van de huidige water- 'aliteitssituatie geschiedt met behulp van n uitgebreid meetnet (figuur 1). de meetpunten wordt periodiek door ver- hillende Rijksdiensten een groot aantal aterkwaliteitsparameters bepaald, eze gegevens gaan naar een databank, aarin alle meetwaarden worden ingevoerd e door onderscheidene Rijksdiensten in het ijkswater zijn verzameld. Elk kwartaal wor- en die gegevens gepubliceerd in een erslag: 'Kwaliteitsonderzoek in de Rijks- ateren'. het Deltagebied gebruikt men deze gege- sns om een boekhouding op te zetten van e aan- en afvoer van de verschillende stof fen die de waterkwaliteit bepalen; dit zijn de zogenaamde stofbalansen der verschillende bekkens. Uit deze balansen kan worden op gemaakt waar de voornaamste stofbronnen liggen. Bovendien kunnen er sommige processen uit worden afgeleid. Aangezien sommige van de aanwezige stoffen voedings stoffen zijn voor verschillende organismen en andere gifstoffen, hebben de gehalten aan zulke stoffen invloed op de levensgemeen schap in het water. In figuur 3 zijn de jaarlijkse gemiddelde fosfaatgehalten aangegeven. Het feitelijke verloop is echter naar tijd en plaats sterk aan variatie onderhevig. In het voorjaar en zomer gebruiken de water organismen veel van de aanwezige voedings stoffen. De gehalten nemen dan af. In het najaar en de winter is de biologische activiteit veel geringer; er worden dan minder voedingsstoffen gebruikt en de gehalten nemen toe. De gehalten variëren in sommige bekkens ook met de plaats. Dit kan een gevolg zijn van menging, bezinking, omzetting of zelf reiniging. Tegenover de gegevens waaruit de waterkwaliteit blijkt, kan men de normen stellen, die men voor de bekkens wil laten gelden. De waterkwaliteitsnormen voor het oppervlaktewater zijn te vinden in het recen telijk verschenen Indicatief Meerjaren Pro gramma 1975-1979 'De bestrijding van de verontreiniging van het oppervlaktewater'. In dat rapport worden voor verschillende waterkwaliteitsparameters zogenaamde voor lopige grenswaarden en streefwaarden aan gegeven. De voorlopige grenswaarden zijn de minimaal na te streven waterkwaliteitsnormen op korte termijn; de streefwaarden zijn ge- 237

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1976 | | pagina 15