berekenen onder welke omstandigheden dat
getijverschil optreedt, moet niet alleen het
gemiddelde getij in zee beschouwd worden,
maar ook de statistische verdeling van de
getijverschillen.
Bepalend voor het gedrag van de getijbewe
ging in het Oosterscheldebekken is het gedrag
van het getij op zee. Om dit gedrag te achter
halen werd het geregistreerde getij te VIiete
polder, voor zover het de laagwaters, hoog
waters en getijverschillen betreft, aan een
statistisch onderzoek onderworpen.
Daarnaast werd een onderzoek ingesteld naar
stormvloeden, die getijden dus waarvan het
hoogwater boven het grenspeil uitkomt.
Stormvloeden staan sterk onder invloed van
de meteorologische omstandigheden, zoals
windkracht en windrichting. Vooral de wind-
stuwing op de Noordzee en het verloop daar
van in de tijd speelt voor de vorm van de
stormvloedkromme een belangrijke rol. Bij het
ontwerp van de stormvloedkering in de
Oosterschelde is men vooral geïnteresseerd
in de maximaal mogelijke stijging per uur van
de waterstand; zulks in verband met de nood
zaak om het kunstwerk te kunnen sluiten in
snel stromend water. Daarnaast zijn de maxi
male stormvloedstand en het verloop van de
waterstanden in de tijd van veel belang.
De getijbeweging onder normale
omstandigheden
Het onderzoek naar de wijziging die de getij
beweging onder normale omstandigheden op
het Oosterscheldebekken ondergaat als
gevolg van de bouw van de stormvloedkering
kan even goed worden gedaan met het
hydraulische model M 1000 als met het
mathematische model Implic. De overeen
stemming tussen de uitkomsten van beide
modellen is goed. Om programmatische
redenen is het onderzoek echter voornamelijk
met Implic uitgevoerd. Op grond van de
gegevens van de peilschaalstations Vliete-
polder en Burghsluis werden voor beide
modellen getij randvoorwaarden bepaald.
Dit zijn de getijomstandigheden aan de rand
van het model, ongeveer 15 km zeewaarts van
het damtracé.
In tabel 2 zijn de hoogwaterstanden, de laag-
waterstanden en de tijverschillen vermeld die
bij open Oosterschelde gelden voor de peil
schaalstations Vlietepolder, Burghsluis,
Wemeldinge en Yerseke volgens het Tienjarig
Overzicht van 1951 tot 1960 en volgens de
Implicberekening. Uit de tabel blijkt, dat de
hoogwaterstanden gaande vanaf de mond van
de Oosterschelde landinwaarts aanvankelijk
een daling vertonen. De daling wordt sterker
naarmate de amplitude van het getij toeneeml.
De laagwaters vertonen landinwaarts gaande
een stijging, die eveneens groter wordt met
de getij-amplitude. Uit beide verschijnselen
volgt dat het tijverschil in de lengterichting
van de open Oosterschelde van west naar
oost kleiner wordt. Dit gaat op tot ongeveer
ter hoogte van Colijnsplaat. Daarna worden
de tijverschillen weer groter. Uit de gegevens
van de tabel blijkt eveneens, dat er goede
overeenstemming bestaat tussen de uit
komsten van het mathematisch model Implic
en de meetgegevens volgens het Tienjarig
Overzicht.
Vervolgens zijn op de rand van het mathe
matisch model de getijrandvoorwaarden voor
gemiddeld doodtij, gemiddeld getij en ge
middeld springtij ingesteld. Met ieder van
deze getijden is vervolgens de getijbeweging
berekend die optreden zal in de nieuwe
toestand, dus met een compartimentering
volgens model C3 en met een stormvloed
kering. De berekeningen zijn uitgevoerd voor
verschillende effectieve doorstroomopeninger
in de stormvloedkering. Op grond van de
resultaten van deze berekeningen zou gecon
cludeerd kunnen worden dat een effectief
profiel van ongeveer 10 000 m2 voldoende zou
zijn om het gewenste getijverschil bij Yerseke
te realiseren.
Hierbij dienen twee opmerkingen te worden
gemaakt. In het voorgaande is sprake van de
effectieve doorstroomopening, die in de
formules aangeduid wordt als mu maal A.
Hierin stelt A het werkelijke profieloppervlak
van de stormvloedkering voor, terwijl mu een
zogenaamde afvoercoëfficiënt is. De afvoer-
coëfficiënt mu is afhankelijk van de construc
tie van de stormvloedkering. Door middel van
modelonderzoek is het mogelijk om de grootte
ervan bij elke veronderstelde constructie van
de kering vast te stellen.
Een tweede opmerking betreft de wijze van
bepaling van het gemiddelde getijverschil bij
Yerseke. Het is namelijk niet zeker of het
gemiddelde getij op de Noordzee wel repre
sentatief is voor het gemiddelde getij op het
bekken na het aanbrengen van de weerstand
die de stormvloedkering vormt. De geconcen
treerde weerstand van de stormvloedkering
blijkt te werken als een soort filter, waar de
verschillende getijcomponenten verschillend
op reageren. Het onderzoek hiernaar is thans
nog in volle gang. Voorshands wordt echter
verwacht dat de repercussies voor het gemid
delde getij gering zullen zijn. Mede in verband
met andere factoren is echter voorlopig nog
uitgegaan van een effectief profiel van
11 500 m2.
308