ill
in le richting van de laatstgenoemde door-
br ak al eerder is waar te nemen.
Ui het voorgaande blijkt dat het voorspellen
va morfologische veranderingen in een zeearm
al de Oosterschelde een moeilijke zaak is
va iwege de grote dynamiek die er heerst.
O k wanneer een bekken als dit in even-
wi ;ht is, zullen er geulverleggingen kunnen
pl latsvinden, die mogelijk gepaard gaan met
0' vererosie. In het verleden hebben zich
ii. dit gebied al vele oevervallen voorgedaan
guur 6). Het onderzoek naar de morfologi-
si he veranderingen in de Oosterschelde
w rdt dan ook met kracht voortgezet.
D gevolgen van de aanleg van een storm-
vl edkering voor het Oosterscheldebekken
D bouw van een stormvloedkering in de
rr nd van de Oosterschelde zal het bestaande
NOORD
rT e
5 z o
25-12
26-13
3e
1? 27
i
ligg»
G DIEF
STE P
JNT VAN
DE
GEUI
f
3EULDI
O
i
'!;jV
L
z
i
<7>
i
regiem minder beïnvloeden naarmate men
een grotere doorstroomopening in de storm
vloedkering aanbrengt. Bij een zo groot
mogelijke doorstroomopening blijven de
bestaande stromingstoestand en de getijver-
schillen grotendeels gehandhaafd, terwijl in
de stormvloedkering zelf geen extra grote
snelheden ontstaan. Maar tijdens hoge storm
vloeden moet dan een zeer grote opening
worden afgesloten, en dat maakt de construc
tie naar verhouding wel erg duur. Bij kleinere
doorstroomopeningen zijn de afsluitmiddelen
naar verhouding goedkoper, maar de hydrau
lische problemen nemen toe. Niet alleen
wordt in belangrijke mate ingegrepen in de
stromingstoestand, ook de getijverschillen in
het bekken worden gewijzigd en als gevolg
daarvan zullen ook de morfologische proces
sen gaan veranderen. Bovendien treden er in
de stormvloedkering zeer grote snelheden op.
Het keuzeprobleem dat zich hier voordoet,
hebben we geïllustreerd in figuur 7, 8 en 9.
Figuur 7 geeft aan hoe het getijverschil op
het bekken toeneemt naarmate we een groter
doorstroomprofiel kiezen, totdat, bij een zeer
groot doorstroomprofiel, uiteindelijk de oor
spronkelijke toestand vrijwel wordt gehand
haafd. Figuur 8 geeft aan hoe de snelheden
ter plaatse van de stormvloedkering afnemen
bij toeneming van het doorstroomprofiel.
Wanneer we ons realiseren wat de maximale
stroomsnelheden waren die vroeger toelaat
baar werden geacht in sluitgaten, en dan nog
tijdelijk, zal het duidelijk zijn dat er vanuit
waterloopkundig oogpunt voorkeur bestaat
voor een grote doorstroomopening.
Figuur 9 geeft aan hoe de kosten oplopen
met een grotere doorstroomopening. Ten
slotte is in figuur 10 een aan Bericht 73
(augustus 1975) ontleende afbeelding gege
ven van de sedimentatie en erosie die ver
wacht mag worden bij verschillende door
stroomopeningen van de stormvloedkering.
In dat Bericht werd toen ook de vraag gesteld
welk punt van de kromme uit ecologisch
oogpunt het gunstigst is. De ecologische
problematiek van de stormvloedkering komt
in het volgende artikel in dit Bericht nader
aan de orde.
Welke waterloopkundige veranderingen er
optreden als gevolg van de bouw van een
stormvloedkering, kan worden nagegaan in
hydraulische zowel als mathematische model
len. Het hangt dikwijls van de aard van de
gestelde vraag af, welk model het meest
geschikt is om een antwoord te leveren.
We zullen nu een beschrijving geven van de
getijbeweging, die is ontleend aan het in
Bericht 72 (mei 1975) al genoemde één-
317