Fi< 7. Relatie tussen door-
st oom prof i el en getijverschil
Fi 8. Relatie tussen door-
st oomprofiel en stroomsnelheid
Fi -j. 9. Hoe de kosten oplopen bij
vrrgroting van het doorstroom-
p ofiel
s ormvloedkering. Ook nu treedt een fase-
v rschuiving op ten opzichte van de
o .rspronkelijke toestand.
D resultaten van de berekeningen voor
D Hammen ter plaatse van het damtracé
vi rtonen dezelfde tendens.
k' ser naar binnen, in een punt van het Keeten
n bij Stavenisse wordt het verticaal getij met
0 geveer 35% gereduceerd. De snelheden
ir dit punt nemen echter veel sterker af,
waarbij we dienen te bedenken dat ook de
a nleg van de compartimenteringsdammen
v Igens model C3 hier een rol speelt.
li een punt nabij het Goesche Sas zien we
v 3er een reductie van het verticaal getij van
ri nd 35%; hier zijn de snelheden met een
n et veel groter percentage verminderd.
C ïgeveer halverwege Gorishoek en Yerseke
ti redt een ongeveer even grote reductie op
ir het verticaal getij, en een wat grotere
v rmindering van de snelheden. In alle
F ;nten van het binnenwaarts gelegen gebied
z sn we ongeveer dezelfde faseverschuivingen
1 het verticaal getij en in de snelheden.
L 3 opgegeven waarden zijn representatief
v or de geulen; op de plaatgebieden komen
latere snelheden voor. Een meting in het
h draulisch model M 1000, die betrekking heeft
o een ondiep platengebied dat voor de schelp-
d rrcultuur van belang is, geeft aan dat daar
b halve een faseverschuiving vooral tijdens de
e een belangrijke vermindering van de snel-
h den plaatsvindt. De snelheidsreductie is
e hter sterk afhankelijk van de plaats waar
g meten wordt. Er zijn op betrekkelijk geringe
a tand van dit meetpunt plaatsen waar de
s elheid in de huidige toestand niet boven de
2 a 30 cm/sec komt. Overigens betreft het
h ;r een oriënterend onderzoek, dat over-
O 15 30 45 60 75 90 100
DOORSTROOMPROFIEL IN VAN OORSPRONKELIJKE TOESTAND
319