g ed mogelijk inzicht in de hier werkzame fé ;toren is geboden, ten einde waar nodig ti dig en doeltreffend te kunnen ingrijpen. Het is daarom noodzakelijk de studie van de z ndbeweging in het kustgebied van de C alta te intensiveren. li de eerste plaats moet de topografie van hit betrokken gebied bij herhaling nauw- k;urig worden vastgelegd, zodat de verande- i igen, die daarin door geulverleggingen, hankvorming, etc. plaats vinden, duidelijk k mnen worden gevolgd en bestudeerd. Het i. gebruikelijk lodingen te verrichten om de li ging van een rivier- of zeebodem in kaart tt brengen. Vroeger werden deze uitgevoerd rr ?t behulp van een lood of een peilstok, d ch reeds tientallen jaren wordt hiervoor g bruik gemaakt van het echolood, dat de d jpte registreert door meting van de tijds duur, die een vanuit het meetvaartuig naar de bodem gezonden trilling nodig heeft om de bodem te bereiken en als echo weer naar het vaartuig terug te keren. In de mondingen der af te sluiten zeegaten werden tot nu toe de hydrografische opnemingen in hoofdzaak ver richt door de afdeling Hydrografie van het Ministerie van Marine. Deze opnemingen werden echter slechts betrekkelijk zelden uitgevoerd, daar de betrokken zeegaten van weinig belang zijn voor de scheepvaart en in hoofdzaak door vissers worden bevaren. De opnemingen zullen thans veel frequenter moeten geschieden en de nauwkeurigheid zal zo mogelijk moeten worden vergroot. Het uitvoeren van lodingen in dit uitgestrekte gebied is niet eenvoudig, vooral niet wegens de moeilijke plaatsbepaling. 341

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1976 | | pagina 47