Door de grote breedte van deze wateren is oriëntering op bekende punten op de wal, zoals kerktorens, alleen mogelijk bij zeer helder weer. De omstandigheid echter dat een heldere atmosfeer vaak met een krachtige wind samentreft en de zee dan veelal te woelig is voor lodingswerk, terwijl daaren tegen een kalme zee vaak met heiig weer gepaard gaat, maakt dat er slechts weinig dagen zijn, dat met succes gebruik kan worden gemaakt van visuele plaatsbepaling. Aangezien de lodingen zo frequent mogelijk moeten worden uitgevoerd en het gehele kustgebied van de Delta tenminste eenmaal per jaar in zijn geheel moet worden opgeno men, moest naar een andere methode van plaatsbepaling worden gezocht, waarbij men minder afhankelijk zou zijn van de weers omstandigheden, d.w.z. van het zicht. Uitkomst bracht hier de recente ontwikkeling - vooral tijdens de laatste wereldoorlog - van radiografische plaatsbepalingssystemen. Een dergelijk systeem is speciaal voor hydro grafisch werk ontwikkeld door de fa. Decca te Londen. Het biedt de mogelijkheid om zich door middel van een radio-ontvanger aan boord van het opnemingsvaartuig te oriën teren op drie op het land opgestelde zenders. Ten behoeve van de Deltawerken is een dergelijke Decca-installatie aangeschaft.' Wat hebben we nu sinds deze tekst geschre ven is geleerd van de zandbeweging in de voordelta? We kunnen hiervoor in de eerste plaats wijzen naar een aantal artikelen die sindsdien in de Driemaandelijkse Berichten aan dit onderwerp zijn gewijd. In Bericht 20 van mei 1962 vinden we een artikel over 'De morfologische veranderingen in de mond van de Brielse Maas sedert de afsluiting daarvan', waarin de aard van de sedimentatie- en erosieprocessen wordt behandeld in relatie met de getijstromen en de golfbeweging. Hier werd onder andere belangrijke kusterosie geconstateerd als gevolg van de verplaatsing van een aanzan- dende geul. Vooral over de sedimentatie van slib werden belangrijke gegevens verkregen. In Bericht 30 volgt dan een artikel over 'De invloed van de afsluiting van het Veerse Gat'. In dat artikel worden de veranderingen beschreven die zich voordeden in de bodem figuratie van het overgebleven mondings- gebied van het Veerse Gat en in het aanslui tende gebied van de Roompot. Aan de hand van het beschreven onderzoek werd het inzicht in de sedimentatieprocessen die zich voordoen als gevolg van stroomverlamming, in belangrijke mate uitgebreid. In Bericht 40 komt een artikel voor over CLlJ s IN MILJOENEN m3/jaar Fig. 7. Erosie en sedimentatie ii de mondingsgebieden van de afgesloten getijgeulen Fig. 8. Verdiepingen en ver- ondiepingen in de mond van he Haringvliet 1970-1975 De verhouding van getijvolume en doorstro mingsprofiel in de zeegaten', waarin wordt aangegeven hoe voor de verschillende zee gaten een over de getijcyclus gemiddelde stroomsnelheid kan worden bepaald, die behoort bij een evenwichtssituatie. Wordt die snelheid door omstandigheden groter, dan zal uitschuring plaatsvinden. Wordt ze kleiner dan zal het profiel door sedimentatie afnemen In Bericht 43 van februari 1968 volgt dan een artikel over 'De invloed van de waterbouw kundige werken op de kust van Zuid-West Nederland'. In dat artikel wordt een overzicht gegeven van de inzichten die ongeveer 10 jaar geleden bestonden. Inmiddels is gebleken dat de ontwikkelingen in de mond van het Haringvliet minder snel verlopen dan toen op grond van de ervaringen met het Brielse Gat verwacht werd. De tendens van dr 342

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1976 | | pagina 48