Teislotte willen we nog even ingaan op de
vr; ag, in hoeverre de veranderingen die zich
in iet kustgebied vóór de de Delta zullen
vo ïrekken van invloed kunnen zijn op de zo-
ge laamde schone kust tussen Hoek van
Hc land en den Helder. Zoals we hierboven
re ds citeerden, bestond vroeger de verwach-
tirg dat 'een groot gedeelte van het zand
(v~>or de Delta) met de overheersende vloed-
st lom in noordelijke richting (zal) worden
vt iplaatst en uit het Deltagebied verdwijnen,
zc lat dit gebied op den duur zandarm zal
wi den.'
W dachten dat dus nog in 1958, en het
sp sekt daarom wel vanzelf dat, toen de
pi, men voor een nieuwe havenmond bij
Hc 3k van Holland in studie kwamen, ook in
19 3, de vrees bestond dat de zeer lange,
ve in zee uit te bouwen leidammen deze
ve onderstelde 'zandstroom' van zuid naar
no rd zouden onderscheppen, hetgeen dan
ee verarming van de kust ten noorden van
de nieuwe werken tot gevolg zou kunnen
he ben. Voorafgaand aan het ontwerp van
de nieuwe havenmond moest derhalve ook
na er worden onderzocht, of deze vrees ge-
gr< nd was en met name, wat er in feite nu
eicanlijk waar was van het vermeende laterale
za dtransport in noordoostelijke richting, dat
da immers de mond van de Waterweg zou
mc eten kruisen. Nadere onderzoeking hiernaar
lei de echter tot het inzicht dat zandtransport
va zuid naar noord niet kon worden aange-
to< nd, en dat de leidammen dus konden wor
de i gebouwd zonder vrees voor ernstige
re ercussies voor de kust ten noordoosten
va i Hoek van Holland. Wel moest een plaat
se jke voorziening worden getroffen voor het
ge lied onmiddellijk grenzende aan het nieu
we noorderhoofd, waar zich zand zou kunnen
op 'open, dat mogelijk deels aan het daaraan
gr nzende kustgedeelte voor Terheide zou
w< den onttrokken. Door kunstmatige aan-
vu ing van dit kustgedeelte met zand heeft
m< i dit gevaar echter weten te ondervangen.
D( itijds is over dit vraagstuk ook al wel ge-
ra porteerd. We kunnen hier bijvoorbeeld
ci ;ren uit een artikel terzake, gepubliceerd in
he Geografisch Tijdschrift van het Kon.
N' d. Aardrijksk. Genootschap (1967, nr. 5,
bl 363 en 365).
'C kust bij Hoek van Holland zou men kun-
nr i beschouwen als een overgangszone tus-
se i de grillig gevormde, sterk gelede kust ten
zi den en de de gladde, z.g. schone kust ten
n orden van die plaats.
D or het ingewikkelde samenspel van zee
s' rivierstromingen, die voor en in de mond
v n de Waterweg samentreffen en waarbij de
Fig. 10. Het 'Voornse-slufter-
plan
grote verschillen van soortelijk gewicht van
zee- en rivierwater een grote rol spelen is dit
gebied waterloopkundig moeilijk te doorgron
den; de invloed der golven, waarvan de uit
werking evenmin gemakkelijk is te berekenen,
speelt daar nog doorheen. In het algemeen is
het gedrag van vlakke zandige kusten onder
invloed van getij en golfslag wel reeds te
doorzien, maar in kwantitatief opzicht nog
moeilijk te benaderen. De studie van deze
verschijnselen, die behoort tot de z.g. coastal
engineering, zoals men in Amerika deze
jonge tak van ingenieurswetenschappen heeft
genoemd, is pas in de laatste decennia goed
op gang gekomen. Toch is men hierin reeds
tamelijk ver gevorderd en ook in Nederland
heeft men daarin mede dank zij de uitge
breide studies in verband met de deltawerken
goede vooruitgang geboekt. Vooral ook door
MAASVLAKTE
VOORNE
347