de toepassing van verbeterde meettechnieken - o.a. ook gebruik van radioactieve tracers - bij het meten van zandverplaatsingen, is het inzicht in de waterloopkundige verschijnselen die zich langs onze kust voltrekken verdiept, en durft men zich nu ook aan voorspellingen te wagen ten aanzien van de invloed die de werken in het ingewikkelde gebied rond de Waterwegmonding vermoedelijk zullen heb ben. Lange tijd veronderstelde men, dat een be langrijk zandtransport langs onze kust van zuid naar noord plaats vindt. Een onderbre king van deze zandstroom, zou dan tot ge volg hebben, dat in het 'benedenstroomse' kustvak een zandarmoede zou ontstaan met als gevolg een erosie van dit kustgedeelte. De metingen voor de kust bij Hoek van Hol land waarbij o.a. met radioactieve tracers werd gewerkt, hebben echter aangetoond, dat, zo al van een resulterend zandtransport van de deltakust ten zuiden van de Waterweg naar de schone kust ten noorden daarvan sprake is, dit slechts van betrekkelijk geringe omvang zal zijn. Men mag derhalve vrij stellig verwachten, dat door de nieuwe leidammen en de geul in zee geen zandstroom van be tekenis wordt onderschept, die voor instand houding van de kust ten noorden van de delta van belang zou kunnen zijn en dat daardoor het evenwicht van de kust ten noorden van Hoek van Holland dan ook niet in ernstige mate zal worden verstoord. Zo er nog ongunstige repercussies mochten optre den zullen deze waarschijnlijk met maat regelen van betrekkelijk geringe omvang kun nen worden bestreden; men kan hier b.v. denken aan enige kunstmatige bijvoeding van het zand, waar dit nodig mocht zijn.' Er bestaat dus kennelijk niet die nauwe re latie tussen de beide kustgebieden aan weers zijden van de Rotterdamse Waterweg die men destijds vermoedde. En voor zover er al enig litoraal contact tussen deze kustvak- ken zou hebben bestaan, dan is dit door de bouw van de havendammen bij Hoek van Holland toch wel vrijwel volledig verbroken. De ecologische gevolgen van de stormvloed kering voor de buitendelta De aanleg van de stormvloedkering zal in combinatie met de reeds voltooide afsluitin gen van het Haringvliet en het Brouwers- havense Gat, ook ecologische gevolgen heb ben voor de buitendelta. Wie zich daar een indruk van wil vormen, dient uit te gaan van de hiervoor beschreven morfologische ont wikkelingen. De veranderingen doen zich in dit gebied zeer langzaam voor. Vroeger, toen Luchtopname van de kop van Voorne nog rekening gehouden werd met de moge lijkheid van snelle veranderingen, waarbij in de mondingen van vroegere zeearmen bover laag water platengebieden zouden ontstaan, werd een belangrijke potentiële winst op korte termijn verwacht. De door de Contact commissie voor Natuur- en Landschapsbe scherming in 1972 uitgegeven publicatie 'De kleuren van Zuid-West Nederland - visie op milieu en ruimte' heeft mede op grond van deze verwachting de gebieden zeewaarts va i de afsluitdammen dan ook nog al hoog ge kwalificeerd. Hoewel men op grond van de huidige inzich ten wellicht geneigd zou zijn tot een wat lagere waardering, moet toch gewezen wor den op het grote belang dat de platen en banken in het buitengebied vermoedelijk hebben voor de vogels. Uit recente vogel tellingen, waarvan de resultaten thans nog niet geheel zijn uitgewerkt, zou de voorlopig*; conclusie kunnen worden getrokken, dat het gebied van de buitendelta tot beneden de laagwaterlijn een zeer belangrijke functie vervult in de voedselvoorziening van de zeevogels. Bovendien kunnen de natuurlijke ontwikke lingen in het gebied van de onderwaterdelta worden gestimuleerd met behulp van een zekere natuurbouw. In dit verband kan ge wezen worden op het plan van de 'Voornse Slufter'. Bij een van de varianten van dit pro ject, die afgebeeld is in figuur 10, wordt met behulp van ongeveer 30 miljoen m3 zand een dam aangelegd vanaf het gebied van de Maasvlakte tot over de Hinderplaat. Daarbij wordt het Gat van de Hawk tussen de Hinder plaat en de Maasvlakte afgesloten. Indien zou worden besloten om dit of een soortgelij 348

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1976 | | pagina 54