project uit te voeren, is het mogelijk dat aan de binnenzijde van de dam slibafzettingen zullen gaan optreden, en zo zouden waarde volle natuurgebieden kunnen worden ge creëerd. De dam zelf kan uitgevoerd worden als een duinlandschap, terwijl het ervoor ge legen strand de recreatie zou kunnen dienen. Ook voor de koppen van Goeree en Schou wen bevinden zich plaatgebieden die bij eb boven water komen; ook daar zou op den duur wellicht gedacht kunnen worden aan enigerlei vorm van combinatie van kustver dediging en natuurbouw. Wellicht kan zo ook nog terrein worden ge schapen dat een hogere waarde als kinder kamer van de visstand kan hebben dan het huidige areaal. Waarschijnlijk zal de waarde van zo'n 'kinderkamer' in vergelijking met andere gebieden, zoals bijvoorbeeld de Waddenzee, vrij gering zijn. Overigens moet er hier op gewezen worden dat er nog weinig duidelijkheid is ten aanzien van de kinder kamerfunctie van de Oosterschelde. Het procentueel aandeel van de aantallen jonge schol en tong in de Oosterschelde werd in 1970 geschat op gemiddeld 3,5 en 1,7% van de totale aantallen die in het voor jaar in het Nederlandse kustgebied aanwezig waren. Aangezien het Nederlandse kustgebied on geveer 40% van het totale oppervlak van de kinderkamers voor schol en tong in de Noordzee beslaat, is het duidelijk dat de be tekenis van de de Oosterschelde als kinder kamer voor tong- en scholstand als geheel beperkt te noemen is. Er waren toen echter aanwijzingen, dat de Zeeuwse stromen van groter belang zouden kunnen zijn voor lokale populaties schol en tong in het gebied vóór de Zeeuwse en Bel gische kust. Voor de Zeeuwse zeevisserij, die thans vooral dicht bij de Zeeuwse kust plaats vindt, werd de waarde van de Oosterschelde mede op grond van deze overweging op on geveer 30% van de totale kinderkamerfunctie geschat. Uit later onderzoek blijkt echter dat dit per centage waarschijnlijk belangrijk lager zal liggen. Zo bleek uit metingen met behulp van ge merkte vissen bijvoorbeeld dat schol afkom stig uit de Oosterschelde in het zeegebied vanaf Texel tot het Kanaal kon worden terug gevangen. Het is dan ook te verwachten dat de Zeeuwse visgronden ook vanuit andere kinderkamers dan de Ooster- en Wester- schelde van vis worden voorzien. Vergeleken met de Wadden en het Nederland se kustgebied als geheel bleek op grond van de metingen dat in de periode 1969-1973 in het voorjaar ongeveer 9% van de jonge tong en 2 tot 3% van de jonge schol en garnaal uit de gezamenlijke Nederlandse kinder kamers voorkomt in de Oosterschelde. Daar bij is dan aangenomen dat van de voor het gehele Zeeuwse estuarium gemeten hoeveel heid globaal genomen evenveel voorkomt in de Oosterschelde als in de Westerschelde. Wanneer we daarnaast nog rekening houder met de migratie van tong en schol vanuit he Deense en Duitse Waddengebied, dan lijkt het niet onmogelijk dat een volledige afslui ting van de Oosterschelde voor de Zeeuwse tong- en scholvisserij nauwelijks merkbaar zal zijn. Voor de Zeeuwse garnalen-visserij zal de volledige afsluiting wel een belangrijks achteruitgang betekenen, die thans zelfs we op 50% wordt geraamd. Bij aanleg van een stormvloedkering lijkt het erop dat niet al leen de kinderkamerfunctie volledig behoud n zal worden, maar dat die zelfs groter kan worden. Een voorwaarde daarvoor is dan we dat de jonge vis de stormvloedkering zondei schade kan passeren. 350

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1976 | | pagina 56