werk vooral - en soms vrijwel uitsluitend - op het eerste aspect van de wisselwerking tussen een kunstwerk en zijn omgeving. Thans zijn ook de ontwerpers van grote infrastructurele werken zich er van bewust dat ze het andere aspect bepaald niet mogen verwaarlozen en dat het er bij het ontwerpen en bouwen van kunstwerken niet alleen maar om gaat het werk tegen zijn omgeving te beschermen, maar dat ook het omgekeerde, de bescherming van het milieu tegen het kunstwerk, in het geding kan zijn. Uit deze overweging en een zo goed mogelijke bepa ling van de effecten die een kunstwerk op zijn omgeving uitoefent en vice versa, volgt een pakket van eisen waaraan het kunstwerk zal moeten voldoen. Deze 'eisen en uitgangs punten' zijn de basis waarvan bij het ontwerp van het kunstwerk moet worden uitgegaan. En de eerste stap van het ontwerpen zal dus het vaststellen van die eisen en uitgangs punten moeten zijn. Eisen en uitgangspunten zijn echter niet altijd een onwrikbaar gegeven. Er is veelal een wisselwerking tussen een ontwerp en de voorwaarden waaraan het moet voldoen. Als bijvoorbeeld blijkt dat er geen ontwerp mogelijk is dat aan alle gestelde voorwaar den kan voldoen, zal men moeten overwegen in hoeverre de eisen moeten worden herzien zonder dat de functie van het kunstwerk daardoor te nadelig wordt beïnvloed. Sommige voorwaarden moeten min of meer als een onwrikbare eis aan de constructie worden beschouwd; met deze voorwaarden moet bij het ontwerp van het kunstwerk in ieder geval onverkort rekening worden gehouden. Zo zullen de hoogwaterkeringen en dus ook de Deltadammen in het algemeen bestand moeten zijn tegen de zogenaamde Deltastorm, waarbij waterhoogten voorkomen die gemiddeld eens in de tienduizend jaar worden bereikt of overschreden. Indertijd moesten de Haringvlietsluizen eveneens op een dergelijke storm worden berekend, doet tevens zo worden gedimensioneerd, dat zij veilig een extreme rivierafvoer kunnen ver werken, waarvan de kans op voorkomen eve 1- eens bepaald is op grond van statistische beschouwingen. Ook voor het ontwerp van de stormvloed kering in de Oosterschelde gelden dergelijke voorwaarden. In de eerste plaats moeten de;e werken in gesloten toestand een stormvloed kunnen keren met een overeenkomstige frequentie als voor de Deltadammen is aan gehouden; tevens moet de stormvloedkering in geopende toestand zoveel getij kunnen binnenlaten, dat bij Yerseke een gemiddeld tijverschil van 2,3 m optreedt, hetgeen over eenkomt met een dagelijks enkele malen voorkomend maximaal eb- en vloeddebiet in de stormvloedkering van rond 50 000 m3/sec, tweeëneenhalf keer zoveel als van de Haring vlietsluizen onder de meest extreme omstan digheden ooit gevraagd wordt. We zullen in dit Bericht nagaan wat deze eisen en doelstellingen voor het kunstwerk ei zijn omgeving betekenen. Daarvoor zullen wi in belangrijke mate kunnen teruggrijpen op hetgeen over de studie terzake reeds in de - geheel aan de stormvloedkering gewijde - Berichten 72 t/m 74 (mei, augustus en noverr- ber 1975) is medegedeeld ten aanzien van het kunstwerk zelf. Ook op andere voorgaande Berichten zal, wanneer het gaat om de con sequenties van het kunstwerk voor zijn omge ving, zo nu en dan teruggegrepen worden; met name op Bericht 75. 300

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1976 | | pagina 6