O' K de bewortelingsdiepte varieert van meer dal 1 meter bij bijvoorbeeld Riet tot niet meer d. 60 cm bij de Ruwe bies. N de afsluiting zijn de kleinste kreken en g> ppels dichtgeslibd, en ook de mondingen v; 1 de kreken, voornamelijk langs het H ringvliet. Door het graven van greppels, vc iral in oude rietgorzen, is het natuurlijk ve schil tussen kom en oeverwal genivel- le rd. H t gebied wordt sedert het wegvallen van h t getij middels begreppeling ontwaterd. H t gevolg van de ontwatering is, dat de b dem inklinkt en rijpt. Inklinking heeft a een invloed op de hoogteligging, maar b demrijping beïnvloedt ook de bodem- s; menstelling. Het kleigehalte van de bodem is sangs de dijk hoog. In de richting van het H iringvliet neemt het af. De natuurlijke 2 1 Spontane vegetatie op de K endijkse Slikken. Riet met bi lenschermen van de zich st rk uitbreidende Engelwortel 2 Kreek op de Korendijkse S eken met een gordel van vi 'rnamelijk riet en zo hier en d ir biezen. Op de achtergrond si iweelvorming op een oude rii heuvel 3 Hooiveld op de Korendijkse S <ken 4. Spontane vegetatie op de B linger Slikken met een aan- z> tot struweelvorming helling van het gebied neemt dus door inklink als geheel af, maar het verschil tussen kom en oeverwal, dat samenvalt met het verschil tussen klei en zand, wordt er sterker door geaccentueerd. Er treedt geen afzetting van zand en slib meer op behalve onmiddellijk boven de gemiddelde-waterlijn. Hier vindt afzetting plaats van zand dat in een lagere zone is weggeslagen. Vegetatie De vegetatiepatronen van voor de afsluiting zijn op de meeste plaatsen in het gebied nog steeds te herkennen. De eenheden wor den genoemd naar de soort die aspect- bepalend is. Men onderscheidt Ruwe bies-, Zeebies- en Rietvegetatie. Bovendien zijn er 363

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1976 | | pagina 13