D vogels D afsluitingen van het Volkerak en het H ringvliet hebben ook belangrijke veran- d ringen teweeg gebracht in de avifauna v n het gebied van het Hollands Diep en het I- aringvliet. Er hebben zich vooral wijzigingen v orgedaan in de aantallen per soort. De f ncties die het gebied vanouds voor de v gels vervulde, vervult het nu grotendeels r >g. We geven een overzicht van de functies c e het gebied nu vervult en de belangrijkste v .gelsoorten die ervan profiteren. E at gebied heeft een doortrekfunctie voor V ilde Eend, Wintertaling, Krakeend, Smient, f jlstaari, Slobeend, Bergeend, Grauwe Gans, kamphaan en Kluut; een overwinterings- f nctie voor Wilde Eend, Krakeend, Smient, F jlstaart, Slobeend, Kuifeend, Tafeleend, E argeend, Grauwe Gans en Brandgans. Als c erzomeringsgebied wordt het gebruikt door V ilde Eend, Wintertaling, Krakeend, Slob- e;nd, Bergeend, Grauwe Gans en Kluut, ti rwijl Wilde Eend, Wintertaling, Krakeend, S obeend, Bergeend, Grauwe Gans en Kluut e komen om te ruien. V ilde Eend, Krakeend, Slobeend, Bergeend e i Kluut broeden in het Haringvliet en het F allands Diep, en Wilde Eend, Wintertaling, S nient, Pijlstaart, Slobeend, Grauwe Gans, kalgans, Rietgans en Brandgans rusten er or hun trektochten uit. C 3 belangrijkste buitendijkse gebieden in het E aringvliet en het Hollands Diep zijn thans: d Plaat van Scheelhoek, de Slijkplaat, de C arzen langs de Flakkeese kust, de Koren- d ;kse en Beninger Slikken, de Ventjagers- p aten, de Hoogezandse gorzen, de Sasse- p aat en in mindere mate het Quackgors, de Oosterse en Westerse laagjes, enkele polders en rietgorzen van Tiengemeten, de gras gorzen tussen Willemstad en Klundert en de Plaat van het land van Essche met als randgebied de St.-Antoniegorzen, gelegen aan het Hellegat. We behandelen hier weer de actuele ornithologische betekenis van met name de Korendijkse en Beninger Slikken. Het Spuimondgebied heeft na de afsluiting als broed-, overwinterings- en doortrekgebied internationaal gezien aan belangrijkheid enigszins ingeboet. De geschiktheid van het gebied voor de vogels zal ongetwijfeld ook in de toekomst nog veranderen. De toekom stige ornithologische waarde is in sterke mate afhankelijk van het beheer. Ten opzichte van 1969 zijn de volgende broed- vogelsoorten vooruitgegaan: Fuut, Slobeend, F 2. Schema van de achter- u gang van de ruwe bies irpus lacustris) op de Benin- g Slikken 367

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1976 | | pagina 17