kemphaan
watersnip
bosrietzanger
Fazant, Waterhoen, Meerkoet, Fleggemus,
Grote Karekiet en Bosrietzanger. Constant
gebleven zijn: Zomertaling, Bruine Kieken
dief, Houtsnip, Koekoek, Veldleeuwerik, Witte
Kwikstaart, Merel, Grasmus en Rietgors.
Achteruitgegaan zijn: Wilde Eend, Bergeend,
Scholekster, Kievit, Grutto, Tureluur, Kemp
haan, Kluut, Holenduif, Gele kwikstaart, Snor,
Kleine Karekiet, Baardmannetje en Kneu.
Soorten als Roerdomp, Waterral, Porselein
hoen en Velduil kwamen in 1973 niet meer
tot broeden.
Zeldzame broedvogels zijn: Blauwe Reiger,
Bruine Kiekendief, Watersnip, Kemphaan en
Rietzanger.
De volgende doortrekkende en overwinte
rende vogelsoorten zijn na afsluiting in
aantal vooruitgegaan: Fuut, Aalscholver,
Middelste Zaagbek en Knobbelzwaan. Gelijk
gebleven zijn: Smient, Slobeend, Brandgans,
Kievit, Goudplevier, Bontbekplevier, Water
snip, Tureluur en Kemphaan.
Achteruitgegaan zijn: Wilde Eend, Winter
taling, Pijlstaart, Bergeend, Grauwe Gans,
Waterrai, Zilverplevier, Wulp en Kluut.
Van de niet broedende soorten zijn de
Grauwe Gans en de Brandgans het belang
rijkst. Voor beide soorten is de Spuimond
een internationaal belangrijke pleisterplaats,
dat wil, volgens internationaal overeen
gekomen normen zeggen dat er regelmatig
meer dan 2% van de noordwest-Europese
populatie verblijft. Van de dertigduizend in
Nederland doortrekkende Grauwe Ganzen
verbleef voor de afsluiting regelmatig
10-15% en incidenteel 30% op één dag in
het Spuimondgebied. Thans zijn deze
percentages teruggelopen tot 5 en 10%.
368