duinpannetje van enkele meters diep gecreëerd. De ligging van het diepste punt van dit kunstmatig dal is zo gekozen, dat het alsfaltbeton daar nog met tenminste 1 m zand zou zijn bedekt. Om dit duinland schap mogelijk nog beter te beschermen tegen golferosie en om een - in landschap pelijk opzicht - betere visuele aansluiting op het volgende stuk duin mogelijk te maken werd overwogen dit profiel van strand- verhoging en nieuw duin tot 400 a 600 m voorbij de westelijke begrenzing van de duinverdediging door te trekken. Past men daarentegen geen strandverhoging toe, dan blijft het duinprofiel nagenoeg gelijk aan dat van het duin met strandverhoging. Voor het ontwerp van de zeewaartse duin helling onder 1 2 kan dan worden uitgegaan van een duinvoet op de hoogte van het strand vóór de duinverdediging. Bij een duinvoet op strandhoogte is het risico van aantasting van het duin door golven en stormvloedstanden echter groter dan wanneer het duinprofiel vanuit een hoger gelegen duinvoet wordt opgebouwd. Rekening houdend met een waterstand van N.A.P. 1,60 m, het hoogst waargenomen hoog water, is de duinvoet ontworpen op N.A.P. 2,5 m a N.A.P. 3 m. In dat geval komt dus tussen de nieuwe duinvoet en de bovenkant van het strand een strook duin verdediging bloot te liggen, hetgeen in esthetisch opzicht en op grond van recreatiebelangen minder aantrekkelijk is. Het neerslag- en zeewater dat door het zandlichaam van het duin heenzakt zal bij deze constructie over de dichte duinverde diging afstromen en aan de duinvoet uit treden. Daar ontstaat dan een zeer natte drijfzandachtige laag, die niet gevaarlijk is, maar wel een zekere erosie van de duinvoet zal bewerkstelligen. Bij zo'n hoge duinvoet is er overigens ook kans op erosie door strandrecreanten. Om al deze nadelen en onaangenaamheden te ontgaan zal daarom de blootliggende strook duinverdediging moeten worden afgedekt met een tenminste 1 m dikke zandlaag. Er bestaat echter een kans dat deze zandlaag wegens de aantas tende werking van stormen en hoogwater standen elk jaar na de winter en voordat het badseizoen begint, opnieuw moet worden aangebracht. De ontwikkeling van het duin is echter niet alleen afhankelijk van het duinprofiel bij de aanleg, al dan niet met strandverhoging, maar ook van maatregelen die in de aanvangs- situatie kunnen worden genomen, zoals het 3. Detailsituatie 4. Verschillende mogelijkheden voor het dwarsprofiel na ver zwaring 376

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1976 | | pagina 26