i F aatsen van stuifschermen en een zekere i plant. Gegeven de eis dat het duin op c namische wijze moet worden gevormd, n ogen deze maatregelen in de beginsituatie s achts minimaal zijn en nadien pas worden u tgebreid, wanneer de ontwikkelingen in het d linprofiel zulks vereisen. In de aanvangs- s tuatie wordt daarom volstaan met het p aatsen van een stuifscherm aan de duin- v et, bij een duin met strandverhoging dus o N.A.P. 3,5 m a N.A.P. 4 m en bij e n duin zonder strandverhoging op ongeveer A.P. 3 m. Overigens wordt aan de zeezijde van het duin v Istaan met een pleksgewijze beplanting n et helm, waarbij de dichtheid van de b planting in de verschillende proefvakken v riëert. Een beplanting die volledige vast- lf gging van het duin beoogt is veel dichter. De spaarzame beplanting heeft ten doel de zeewaartse helling van het duin en het strand bij voortduring te laten fungeren als bronnen van stuifzand. Dit zand heeft echter niet alleen een stuifgevoelige korreldiameter van 100 tot 400 mikron, maar ook een niet- stuifgevoelige component, zoals slib, schelpen, grotere en kleinere veen- en kleibrokken en hier en daar wat grind, stenen en verontreinigingen zoals brokken asfalt. Naarmate de verstuiving nu voortgaat, zal de dichtheid van het niet-stuifgevoelige materiaal aan de oppervlakte zozeer kunnen toenemen, dat het stuifproces geheel tot staan komt. Wanneer het zover is, of zover zal komen en hoeveel zand er dan verstoven zou kunnen zijn, kan in de aanvangssituatie niet voor speld worden. Blijkt tijdens de ontwikkeling dat het zand te weinig stuifgevoelig is dan 377

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1976 | | pagina 27