depot gespoten. Het werd vanaf februari 1976 met vrachtauto's uit dit depot naar de plaats van bestemming gereden en aldaar op het asfalt gekipt, en onder het vereiste profiel gebracht. In de maanden waarin het zand in depot was, kon het meteen mooi ontzilten. Er is in de orde van 60 mm neerslag nodig om een opgespoten zandlichaam ten behoeve van beplantingen voldoende te ontzilten. Welnu, volgens opgaven van het K.N.M.I. is in de periode van 1 september 1975 tot en met 31 januari 1976 in Haamstede ongeveer 350 mm neerslag gevallen. Op grond hiervan mag dan ook worden aangenomen, dat het zand in die periode voldoende is ontzilt. Dit zal zeker gelden voor de bovenlaag van het depot. De onderlaag is mogelijk minder ontzilt, mede in verband met eventuele kwel vanaf de zeezijde. Bij het aanbrengen van het zand op de duinverdediging is er daarom op gelet, dat zoveel mogelijk zand uit de onderlaag van het depot weer onder kwam te liggen. Een bijkomend voordeel van het in depot houden is gelegen in het feit, dat de kans op storm vloeden waarbij van het zand een min of meer groot deel zou kunnen wegspoelen voordat het aan het verstuivingsproces onderhevig was geweest, inmiddels met het verstrijken van de winterperiode kleiner was geworden. Omdat de hier beschreven vorm van reliëf- bouw nog weinig bekend is, zullen de ontwikkelingen die zich bij dit experiment voordoen zo goed mogelijk moeten worden gevolgd. Op deze wijze kan dan de nodige ervaring worden opgedaan om later op grotere schaal te kunnen werken. Naast waarneming en meting in het veld zal zonodic gebruik worden gemaakt van grootschalige luchtfoto's. Overigens wordt thans door de Milieu afdeling van de Deltadienst een meer uitgebreid programma van onderzoek naar kunstmatige duinvorming uitgewerkt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1976 | | pagina 30