f 3 miljoen meer dan de toegestane over s' irijding. T i tijde van de regeringsbeslissing v 8 november 1974 had de Regering b paalde verwachtingen ten aanzien v. de toen in het geding zijnde a ernatieven voor de beveiliging van het 0 sterscheldegebied. Deze verwachtingen w ren voornamelijk gebaseerd op hetgeen w s neergelegd in de zogenaamde 'rode n ta' van de Rijksplanologische Commissie 0 er de Oosterscheldekwestie. Ir ussen is ons inzicht in deze materie b langrijk verbreed en verdiept, in het b zonder door het opstellen van een B leidsanalyse door de Rand Corporation te Santa Monica, Californië, in samenwerking m t de Rijkswaterstaat, waarover in Bericht 7< (augustus 1975) mededelingen zijn gc daan. E( n eerste verslaglegging van deze beleids- ar alyse heeft geresulteerd in de nota 'A alyse Oosterschelde-alternatieven', die zc ils we al zeiden, door de Minister werd gr 'oegd bij zijn brief aan de Tweede Kamer va 17 juni j.l. In deze nota, die niet te hnisch van aard is, worden argumenten bi elkaar gezet op grond waarvan men tot de ene of andere beleidsbeslissing zou ki inen komen. In hoofdstukken over Veilig- he d, Milieu, Visserij, Waterhuishouding, Sc ïeepvaart, recreatie en ruimtelijke inrich- tir j, Procedures, kosten en uitvoerings- as jecten en Werkgelegenheid en economie, wi rdt getracht tot een zoveel mogelijk exact gt wantificeerde vergelijking te komen tu sen de ter discussie staande alternatieven. D< Analyse-nota betrekt in de vergelijking: - en stormvloedkering met compartimen- aring C3, - fsluiting conform het oorspronkelijke leltaplan met compartimentering D4, en - et openlaten van de Oosterschelde met ijkverhoging en compartimentering A3. 01 grond van de resultaten van de studies en geiet op de grote waarde die moet w den toegekend aan het behoud van or ervangbare natuurgebieden, meende de R< jering dat moest worden heengestapt over dc betrekkelijk geringe overschrijding van de fir nciële ontbindende voorwaarde, en be loot daarom de Oosterschelde te doen af uiten met een stormvloedkering. Dt Regering is er daarbij voorshands van ui 'egaan dat de stormvloedkering een dc rstroomopening zal krijgen van 11 500 m2, he geen een getijverschil bij Yerseke mogelijk m akt van 2,30 m, dat is 60% van het huidige getij van de Oosterschelde. Aan de hand van de verdere studies van de Rijkswaterstaat zal uiterlijk voorjaar 1977 door de Regering nader worden beslist of het gewenst is de doorstroomopening van de stormvloedkering vast te stellen op maximaal 20 000 m2, hetgeen bij Yerseke een gemiddeld getij verschil van 3,10 m mogelijk zou maken, dat wil zeggen 90% van het huidige Ooster- scheidegetij. Deze laatste oplossing zou een extra investering vergen van ongeveer f 260 miljoen. De Regeringsbeslissing werd na een debat op 23 juni door de Tweede Kamer aanvaard. Een doorstroomopening van 20 000 m2 werd door de Kamer echter voorshands afgewezen op grond van de eraan verbonden hogere kosten. De Kamer nodigde de Regering voorts uit om bij de verdere uitvoering van de werken grote prioriteit toe te kennen aan de zoetwaterhuishouding in het Zoommeer en in het noordelijk Deltabekken. 359

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1976 | | pagina 9