net de werkelijkheid overeen. De resultaten /an dit ecologisch model dienen evenwel nog net de nodige voorzichtigheid te worden oezien. 3e waterkwaliteit, die voor de levensgemeen schap in het water van groot belang is, blijft oij A3 ongeveer gelijk aan die in de huidige Dosterschelde. Bij C3 worden, ondanks de nvloed van het zoete schutwater door de sluizen in de Philipsdam en de toeneming /an het stikstofgehalte in de hals en de kom van de Oosterschelde, geen ongewenste ge volgen voor de levensgemeenschap verwacht. Bij alle alternatieven kunnen de gewenste zoutgehalten gerealiseerd worden. De soortenrijkdom van de levensgemeenschap in het water zal bij A3 niet, en bij C3 vermoe delijk nauwelijks veranderen ten opzichte van de toestand nu. Bij D4 zal het aantal soorten organismen naar verwachting kleiner zijn. Het huidige intergetijgebied van 17 000 ha zal bij A3 met 4700 ha afnemen en bij C3 met 3500 ha; bij D4 blijft er geen intergetijde- gebied meer over. Het intergetijdegebied is een belangrijk voedselgebied voor vogels, vissen en garnalen. Vermindering ervan ver oorzaakt een onevenredige terugloop van het aantal organismen en de biomassa. De bio massa is het droge gewicht van het organisch gevormde celmateriaal. Bij C3 zal de vermin dering van de biomassa gedeeltelijk voor komen kunnen worden door opslag van orga nisch materiaal in slib dat door sedimentatie op de bodem terechtkomt. Dit materiaal vormt een voedselbron voor vele soorten organismen. Al deze effecten kunnen met behulp van het ecologisch model grof worden geschat. Tabel 3 Totaal-fosfaatgehalten en algenbloeikwalifica- :ies voor een aantal grote Nederlandse meren Gehalten Kwalificatie totaal-fosfaat algenqroei (mg/I) 0,70 hinderlijk 0,51 hinderlijk 0,44 hinderlijk 0,41 soms hinderlijk 0,30 hinderlijk 0,21 soms hinderlijk 0,15-0.20 De schorren omvatten thans 1450 ha. Wordt C3 of A3 uitgevoerd, dan zal 900 ha schor achter de compartimenteringsdammen vallen; bij A3 verdwijnt bovendien nog een gedeelte van de resterende 550 ha door dijkverhoging. Bij A3 verwacht men geen veranderingen van betekenis in het zoute karakter van de res terende schorren. Tengevolge van C3 echter zal door reductie van het getij het aantal plantensoorten toenemen van 75 tot 120, omdat ook minder zoutgevoelige soorten een kans krijgen. De schorren behouden bij C3 een belangrijke natuurwaarde. Bij D4 zullen de schorren als landschapstype verdwijnen, waardoor het landschap een totaal ander aanzien krijgt. Op den duur kunnen er bossen en struwelen ontstaan en een soortenrijke flora en fauna. Wat betreft de vele inlagen, oude afgedamde kreekgebieden en karrevelden: bij A3 zal niet meer dan de helft van de oppervlakte daar van behouden kunnen blijven. Bij C3 zal het verlies minder groot zijn, en bij D4 kunnen het huidige dijkenlandschap en de ermee vergroeide dorpskernen geheel worden gehandhaafd. C3 en A3 omvatten een Zoommeer van 8000 ha groot; D4 een Zoommeer van 18 000 ha. De waterkwaliteit van het Zoom meer wordt bepaald door het voedingsstoffen- niveau. Wordt dit niveau te hoog, dan zal er overmatige algenbioei optreden. In verge lijking met andere grote meren komt zowel bij C3, D4 als A3 soms hinderlijke algenbioei voor. Maatregelen daartegen zijn het zuiveren van zijdelingse lozingen op het meer en defosfatering van het inlaatwater. Een verdergaande maatregel zou zijn het Zoom meer te subcompartimenteren. Ook de oeverlanden in de zoete meren zullen belangrijke veranderingen ondergaan. Onder water zal zich langs de oever een grote verscheidenheid aan plantengemeenschappen kunnen ontwikkelen. Bovendien leidt sub compartimentering van het Markiezaat van Bergen op Zoom en het Verdronken Land van Zuid-Beveland - zoals voorgenomen binnen plan D4 - tot een betere beheersing van de waterkwaliteit. Het estuariene karakter van de Westerschelde wordt sterk beïnvloed door de zoutgradiënt, die er wordt veroorzaakt door de zoetwater lozingen. De alternatieven veronderstellen immers zoetwaterlozingen van 20 tot 40 m3/sec, terwijl de gemiddelde afvoer van de Wester schelde 70 m3/sec bedraagt. Verlaging van het zoutgehalte ontzilt het Verdronken Land van Saeftinge en resulteert uiteindelijk in een verlaging van het aantal organismen per soort zemmeer 3ooimeer /eluwemeer Irontermeer 3rielse Meer Jsselmeer ioommeer 429

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1976 | | pagina 23