Tabel 5
Gegevens mosseibedrijf, gemiddeld over de periode 1970-1974 (20).
ctiviteit
Productie
Opbrengsten
Toegevoegde
Werk
waarde
gelegenheid
(min kg
(min gld
(min gld
(manjaren
per jaar)
per jaar)
per jaar)
per jaar)
k veek 90
v ;rwateren 90
f andel 70
c rnservenindustrie 2,5
t taal
24
47
14,3
85,3
14
19
4
37
400
150
150
700
'oor de mosselkweek lijken de gevolgen van
3 verwaarloosbaar; bij C3 kan worden
angenomen dat ondanks vermindering van
i e stroomsnelheden mosselkweek mogelijk
I lijft op dezelfde wijze. Dit lijkt redelijk, daar
f r van 1970 tot 1974 sprake was van een
verproduktie aan kweekmosselen van
15 min kg per jaar. Ook bij D4 blijft mossel-
i week in beginsel mogelijk; dit in tegen-
elling tot wat men tot nu toe aannam,
f chter, rendabel zal deze mosselkweek niet
t ieer zijn. A3 laat het verwaterproces onverlet,
terwijl bij C3 ondanks de verwachte reductie
van de stroomsnelheden vooralsnog wordt
rangenomen dat verwatering op natuurlijke
ijze mogelijk blijft. Bij D4 moet een kunst
matige verwaterplaats worden opgevoerd bij
te kostenramingen. Geconcludeerd kan wor-
en dat geen van de alternatieven econo-
t ische gevolgen heeft voor het mosseibedrijf;
j D4 moet alleen de kweek in de Waddenzee
i' ts worden uitgebreid om nog aan een
tt Sale Nederlandse verkoop te komen van
9 miljoen kg. Het oesterbedrijf is na de
rr isselindustrie economisch gezien het be
lt ïgrijkste. Het is een bedrijfstak waarvan niet
g makkelijk een economische analyse is te
rr iken, daar sommige oesterbed rijven
g combineerd zijn met mosselbedrijven en
e n aantal bedrijven ook aan kreeftenhandel
d et. De activiteiten van de oesterbedrijven
v Ten uiteen in kweek en handel, hoewel er
g en bedrijven zijn die uitsluitend kweek- of
h, ndelsbedrijf zijn. Het staat echter vast dat
d produktie van echte Zeeuwse oesters zeer
gi ring is. De import is dermate hoog - han
dt Iswaarde f 8,6 min gemiddeld per jaar in de
pc riode 1970 tm 1974 - dat ze niet alleen
ui zaaioesters kan bestaan, maar voor een
groot deel uit bijna volwassen oesters van
2 a 3 jaar of volwassen dieren van 3 a 5 jaar.
Bovendien zou de produktie van alle
verkochte oesters zo'n 170 manjaren vereist
hebben, terwijl er maar ongeveer 70
manjaren gemaakt worden, inclusief de
handel. Op basis van de 'wet schade
oesterkwekers' zijn in de afgelopen jaren
schadevergoedingen betaald aan alle 211
bedrijven, tot een bedrag van bijna
f45 min aan liquidatiewaarde. Een en ander
betekent niet dat verliezen aan toegevoegde
waarde in de toekomst niet als nationaal-
economische verliezen moeten worden
opgevoerd. Oesters zijn veel gevoeliger dan
mosselen voor allerlei variaties in de milieu
omstandigheden. Het zoutgehalte moet
tenminste 13 g Ch/I zijn, terwijl de gewenste
stroomsnelheden voor de cultuur verschillen
per leeftijdsgroep. Naarmate oesters groeien
worden ze naar plaatsen gebracht met hogere
snelheden. De vereiste temperatuur voor
voortplanting is 18°C of iets hoger. Dit alles
is er de oorzaak van dat de oestercultuur
beperkt is tot de kom van de Oosterschelde,
waar de omstandigheden gunstig zijn. De
gevolgen van A3 voor het oesterbedrijf lijken
verwaarloosbaar, behalve dat tengevolge van
de dijkverhoging enige installaties moeten
worden verplaatst. Bij C3 leidt het gedempt
getij tot vermindering van de stroomsnelheid,
vergroting van de sedimentatie en reductie
van de hoeveelheid zwevende organische
stoffen. Alhoewel de productiecapaciteit door
deze oorzaken zal afnemen, wordt aange
nomen dat de afzet gelijk blijft mede gezien
de grote hoeveelheid geïmporteerde geheel
of gedeeltelijk consumptierijpe oesters. Bij
D4 gaat de gehele oestercultuur verloren. Dit
431