leidt tot een verlies van f6,3 min aan toege
voegde waarde en een verlies aan werk
gelegenheid van 70 manjaren.
De kokkelvisserij vindt niet alleen in de
Oosterschelde maar ook in de Waddenzee
plaats. De laatste jaren is deze bedrijfstak
sterk toegenomen: in de periode 1972 t/m
1975 is de aanvoer uit de Oosterschelde meer
dan vertienvoudigd. Alhoewel de bevissing
pas in 1977 of 1978 weer interessant kan zijn
tengevolge van rigoreuze overbevissing in
1975, zijn de kokkels in de Oosterschelde
talrijk en hebben ze een grote totale
biomassa. De verspreidingsgrens van kokkels
ligt bij een zoutgehalte van 13 g Ch/I. Het
rationele bevissingsniveau wordt geschat op
2 min kg per jaar met een verkoopopbrengst
van f5,6 min, een toegevoegde waarde van
f2,4 min en een werkgelegenheid van 30
manjaren.
Bij A3 wordt hierin geen verandering ver
wacht. Bij C3, zo wordt op grond van model
berekeningen aangenomen, zal deze bedrijfs
tak met 25% achteruitgaan, hetgeen een
verlies van f 0,6 min aan toegevoegde waarde
en 7 manjaren werkgelegenheid betekent.
Bij D4 zal rendabele exploitatie niet meer
mogelijk zijn, zodat de gehele toegevoegde
waarde van f2,4 min en 30 manjaren werk
gelegenheid verloren gaat.
Yerseke is het centrum van een internationale
kreeftenhandel. Zolang zeewater van goede
kwaliteit bij de kunstmatige bassins aanwezig
is heeft de kreeftenhandel geen problemen.
A3 noch C3 hebben in dit opzicht nadelige
economische gevolgen. Wordt D4 uitgevoerd,
dan zal men, bij een stagnant zout meer,
pompen kunnen installeren die de kreeften
parken van vers zout water voorzien; dit kan
dan leiden tot enigszins hogere produktie-
kosten.
De Oosterschelde heeft een functie als
kinderkamer voor vissoorten die op de
Noordzee worden gevangen, zoals tong,
schol en garnalen. A3 tast deze functie niet
aan. Ook voor C3 is de prognose in dat
opzicht gunstig. Onzeker is hierbij het effect
van de drempel van de stormvloedkering.
Voor D4 nemen we de schatting van de
Commissie Oosterschelde over. Op basis van
de Zeeuwse aanvoer in 1972 heeft D4 een
daling in toegevoegde waarde tot gevolg van
f 3 min per jaar, in guldens van eind 1975,
en een verlies aan werkgelegenheid van
60 manjaren.
De gevolgen voor de nationale economie
bestaan uit een nationaal-economisch verlies
aan toegevoegde waarde van de beroeps
visserij en de gevolgen daarvan voor andere
bedrijfstakken. Uit de gegevens van het CBS
kan worden afgeleid dat de indirecte effecten
van de visserij ongeveer 60% bedragen van
de directe. Bij D4 is het nationaal-economisch
verlies, gekapitaliseerd met 10%, ruim
f 180 min en bij C3 f 10 min. Bij A3 wordt
geen verlies verwacht.
Voor de cijfers wordt weer verwezen naar
de scorekaart.
Waterhuishouding
De mogelijkheden en moeilijkheden die op
het gebied van de waterhuishouding te
verwachten zijn bij elk der drie alternatieven,
betreffen het zoutgehalte in het Zoommeer,
de zoetwatervoorziening voor de land- en
tuinbouw en de drink- en industriewater
voorziening. Voorts moet daarbij de relatie
van het zuidelijk Deltabekken met de lande
lijke waterhuishouding in het oog worden
gevat.
Voorlopig wordt in Nederland voor zoet water
een zoutgehalte van 0,3 g Ch/I toelaatbaar
geacht. Voor een goede ontwikkeling van
flora en fauna dient deze norm eveneens te
worden aangehouden als einddoel van een
ontziltingsproces. De ontzilting van het
Zoommeer zal dan wanneer C3 of A3 worden
uitgevoerd bij een gemiddelde doorspoeling
van 100 m3/sec in een half a één jaar zijn
voltooid; bij D4 duurt het - door de grotere
inhoud van het Zoommeer - één a anderhalf
jaar. Daarna kan herverzilting bestreden
worden door extra doorspoeling met zoet
rivierwater.
Land- en tuinbouw behoeven zoet water,
zowel voor doorspoeling van de polder
wateren, als voor het peilbeheer.
De effecten van de alternatieven kunnen hier
worden gekwantificeerd door een schatting
van de opbrengstvermeerdering die ontstaat
doordat verdroging wordt tegengegaan en de
verzilting verminderd.
De eerstgenoemde opbrengstvermeerdering
wordt grotendeels gecompenseerd door de
kosten die aan de te nemen maatregelen
verbonden zijn. Door vermindering van ver
zilting ontstaan meeropbrengsten die bij D4
resulteren in een vermeerdering van de toege
voegde waarde van f4,5 miljoen per jaar.
Bij C3 en A3 zal ze geringer zijn door de
hogere zoutgehaiten in het Zoommeer.
Het Structuurschema Drink- en Industrie
watervoorziening reserveert in het zuidelijk
Deitabekken twee spaarbekkens, één met een
capaciteit van 100 miljoen m3/jaar in het
oostelijk deel van het Grevelingen, en een
met een capaciteit van 150 miljoen m3/jaar
432