O m3/s
Fig. 8. Beschikbaarheid van
zoet water voor het zuidelijk
Deltabekken in het noordelijke;
periode 1934-1964
Tabel 7
zoutgehalten Zoommeer
(in g CI-/I)
C3
D4
A3
zonder extra
Volkerak
0
CO
1
O
cn
0,15-0,3
0,3 -0,7
doorspoeling:
zuidelijk deel
0,5 -1,2
0,3 -0,5
0,6 -1,3
net extra
Volkerak
0,15-0,5
0,1 -0,35
CD
o'
I
CM
o~
doorspoeling:
zuidelijk deel
0,2 -0,5
0,2 -0,35
0,25-0,6
100 m3/sec)
tabij St.-Philipsland. Bij alle alternatieven zijn
?r mogelijkheden voor deze spaarbekkens,
naar bij D4 zijn de mogelijkheden het grootst
tmdat er dan lagere zoutgehalten optreden
n het Volkerak. Bij alle alternatieven is een
weede pijpleiding mogelijk vanuit de spaar
bekkens in de Biesbos. In de droge perioden
:al het zuidelijk Deltagebied zoet water nodig
lebben voor doorspoeling en peilbeheer. Dit
vater kan alleen betrokken worden vanuit het
toordelijk Deltabekken.
Tm enig inzicht te krijgen op de beschikbaar-
leid van zoet water voor dit doel in het
ïoordelijk bekken, is nagegaan hoeveel zoet
vater het noordelijk Deltagebied in de periode
933-1969 had kunnen leveren, aangenomen
Jat de afvoer via de Nieuwe Waterweg
ninimaal 625 m3/sec bedroeg en dat aller-
serst werd voorzien in de overige zoetwater-
rehoeften in Nederland. Gebleken is dat de
cans op een watertekort op de totale water-
Tabel 8
Schatting aan te vullen hoeveelheden
zoet water (m3/s) in de zomer
C3
D4
A3
max. verdamping
5
10
5
zoetwateronttrskkingen
0 a 5
5
0 a5
zoetwaterverliezen
42
45
47
schutsluizen (zonder
„terugwinnen")
totaal
50
60
55
433