OVERFLAKKEE KRAMMER DIEPTE IN m NAP. PLAAT VAN DE VLIET SLAAK ST. PHILIPSLAND 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000 4500 AFSTANDEN IN m \ansluiting op de Grevelingendam ten vesten van de Plaat van Oude Tonge s niet mogelijk omdat daar mogelijk een loorlaatwerk moet komen in de Greve- ingendam, nodig voor de doorspoeling van ;en zout Grevelingenmeer. Aansluiting op te Plaat van Oude Tonge is ook daarom ongewenst, omdat een ongelijkvloerse ver- eerskruising Philipsdam-Grevelingendam :ou moeten worden gemaakt, hetgeen een teel van de aan de Grevelingenzijde reeds ngerichte recreatieterreinen aan zou tasten. Combinatie van de drie genoemde voor vaarden levert op dat de aansluiting per se moet worden gerealiseerd in het gebied van /OO m direct noordoostelijk van de voormalige Oostkophaven. Aansluiting in deze omgeving heeft verder als voordelen dat de natuurwetenschappelijk .vaardevolle Plaat van Oude Tonge aan de zuidzijde van de Grevelingendam onaangetast blijft. Op dit punt is bovendien voldoende ruimte aanwezig voor een ongelijkvloerse verkeerskruising Grevelingendam-Philipsdam. De aansluiting ligt dan bovendien dicht bij de voormalige Oostkophaven, die met enige aanpassingen goed is te gebruiken als werkhaven. Ook aan de situering van het sluizen- complex gaat een aantal overwegingen vooraf dat leidt tot het opstellen van enige voorwaarden voor de plaatskeuze. De Stroomsnelheden in het Krammer nemen met 40 a 50% toe, als voorafgaand aan de sluiting van deze geul zowel de Plaat van de Vliet als het Slaak afgesloten worden. Het betreffende gebied is morfologisch erg gevoelig. Uit peilingen is gebleken dat het Krammer zich sinds 1965 al 600 m in de richting van de Grevelingendam heeft ver plaatst, terwijl de maximum diepte ter plaatse is toegenomen van 8 m tot 23 m; de oevers zijn aanzienlijk steiler geworden. Getracht moet dan ook worden tijdens de bouw van de Philipsdam zoveel mogelijk te voorkomen, dat het Krammer zich door toename van de stroomsnelheden nog verder naar de Grevelingendam toe verplaatst. Daaruit volgt de eis dat het Slaak zo lang mogelijk moet openblijven bij situering van het sluizen- complex op de Plaat van de Vliet en dat omgekeerd bij situering van het sluizen- complex in het Slaak de Plaat van de Vliet zo lang mogelijk open moet blijven. De sluis moet in elk geval als eerste worden gereali seerd. Uit de vroegtijdige bouw van het sluizencomplex vloeien dan weer enige andere eisen voort. Aan weerszijden van de sluizen moeten voorhavens met een lengte van tenminste 1300 m aangelegd kunnen worden. De duwvaartsluizen moeten worden voorzien van een zout/zoet bestrijdings- systeem van overeenkomstige constructie als die bij de Kreekraksluizen, waarbij een hoog en een laag zout bekken nodig zijn aan de getijzijde van de dam. Daar de verbinding tussen de bekkens en de bodemriolen van de sluizen zo kort mogelijk moet worden gehouden, komen ook de sluizen aan de westzijde van de dam te liggen. De overbrugging gaat dan over de voorhavens aan de oostzijde van de sluizen, waar een vrijwel vast peil zal heersen. De pleziervaartsluis situeert men liefst aan de Grevelingendamzijde van de duwvaartsluizen, zodat de recreatievaart naar het Grevelingen meer buiten de beroepsvaartroute kan blijven. 455

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1976 | | pagina 49