Oosterschelde zal altijd grote natuurwaarden
bezitten; het karakter van de leefgemeen
schap zal meer overeenkomen met het hui
dige wanneer men de Oosterschelde open
houdt of een stormvloedkering bouwt in de
mond, dan bij volledige afsluiting.
Afsluiting van de Oosterschelde heeft ook
belangrijke gevolgen voor de beroepsvisserij,
en met name de schelpdiercultures.
Door de bouw van een kunstmatige mossel-
verwaterplaats direct achter de Ooster-
scheldedam kan het mosselbedrijf in stand
worden gehouden ook wanneer het getij
wegvalt. Daarbij wordt dan een uitbreiding
van de kweek verondersteld in de Waddenzee.
Het oesterbedrijf zal bij afsluiting geheel ver
loren gaan, terwijl de kust- en zeevisserij in
beperkte mate ongunstig zullen worden
beïnvloed door het wegvallen van de kraam
kamerfunctie van de Oosterschelde.
Het belang van de kraamkamerfunctie is
waarschijnlijk minder groot dan tot voor kort
werd gedacht.
De kokkelvisserij zal bij afsluiting niet meer
rendabel zijn. Ook bij de bouw van een
stormvloedkering zal deze visserij enigszins
achteruitgaan. De invloed op de oesterkweek
van reductie van het getij dient nog nader
te worden onderzocht.
De gekapitaliseerde nationaal-economische
verliezen op het gebied van de beroeps
visserij in de Oosterschelde belopen bij D4
f 190 miljoen, maar als de veronderstellingen
veranderen kan het verlies oplopen tot
f 990 miljoen.
De waterhuishoudkundige consequenties
betreffen voornamelijk het Zoommeer, dat
achter de compartimenteringsdammen wordt
gevormd. Voor de peilbeheersing, de door
spoeling en de ontzilting is voor dit meer bij
alle alternatieven een lozingsmiddel naar de
Westerschelde nodig. Bij afgesloten Ooster
schelde is een spuisluis in het verbeterings
plan voor het Kanaal door Zuid-Beveland
opgenomen; in de andere gevallen is een
spuikanaal bij Bath nodig. Na de ontzilting
van het Zoommeer kan het zoutgehalte aldaar
worden beperkt door middel van extra
doorspoeling. Het laagste zoutgehalte kan
worden bereikt wanneer de Oosterschelde
wordt afgesloten. De benodigde hoeveelheden
doorspoelwater uit het noordelijk Deltabekken
blijken niet altijd leverbaar, mede als gevolg
van de stijgende vraag naar zoet water in de
rest van Nederland. Het beroep dat het
zuidelijk Deltabekken doet op de landelijke
zoetwatervoorraad hangt sterk af van de vraag
welk zoutgehalte men wil hebben in het
Zoommeer. De belangen van de land- en
tuinbouw zijn in beginsel gebaat bij de
mogelijkheid van zoetwateraanvoer vanuit het
Zoommeer. De verschillen tussen de alter
natieven zijn in dit opzicht gering. De
mogelijkheden voor de aanleg van spaar
bekkens zijn globaal dezelfde.
Aan de hand van de prognoses voor de
verkeersstromen in de binnenscheepvaart is
een schatting gemaakt van de vaarkosten
over het traject door het zuidelijk Deltabekker
bij de verschillende alternatieven. Daarbij is
rekening gehouden met het aantal sluis-
passages tussen Volkerak en Westerschelde
op de drie hoofdroutes. De verschillen in
kosten zijn bij de drie alternatieven zo klein
dat ze geen rol zullen spelen bij de
afweging.
Functiescheiding tussen recreatievaart en
beroepsvaart wordt bereikt bij een afge
sloten Oosterschelde met Wemeldingedam.
C3 en A3 maken het mogelijk een alternatieve
hoofdscheepvaartroute door het zuidelijk
Deltabekken te kiezen wanneer zich op de
Schelde-Rijnverbinding een calamiteit mocht
hebben voorgedaan.
Ten aanzien van de recreatieve mogelijk
heden van de Oosterschelde speelt het
ruimtelijke beleid voor de centrale Delta mede
een rol. Indien men uitgaat van een niet-
investeringsbeleid zal het bezoek van dag
recreanten op zomerse dagen beperkt worden
door de capaciteit van de toegangswegen;
het weekend- en vakantiebezoek wordt be
perkt door de verblijfsaccommodatie.
Bij de afsluiting van de Oosterschelde zal het
spreidingspatroon van de recreanten zich
wijzigen. Bij een recreatie-stimulerend beleid
daarentegen, waarbij de wegcapaciteit en de
verblijfsaccommodatie worden uitgebreid,
is aanzienlijke groei van de verblijfsrecreatie
te verwachten.
Bij alle alternatieven dient de voorbereiding
van de werken te verlopen volgens de ver
eisten van verschillende wettelijk voorge
schreven procedures. De ervaring leert dat
van te voren moeilijk is aan te geven hoeveel
tijd daarmee zal zijn gemoeid. Dit is in het
bijzonder het geval bij de integrale dijkverho
ging, waarbij de benodigde voorbereidingstijd
in belangrijke mate afhangt van het demo
cratisch inspraakproces.
Voor de integrale dijkverhoging zal waar
schijnlijk 3 jaar voorbereidingstijd en 15 jaar
uitvoeringstijd nodig zijn. Snellere realisering
zou slechts kunnen als belanghebbenden,
belangengroepen en gedupeerden afzagen
van hun recht op inspraak en de hun
krachtens de wet toekomende beroepsrechten.
De kosten van de drie alternatieven zijn
414