cale wand waaraan twee horizontale ver stijvingsliggers zijn bevestigd die gesteund worden door boogliggers. Deze laatste voeren de horizontale waterbelasting af naar de twee zijschotten, die ze op hun beurt overdragen aan de betonconstructies of aan de afdrukinrichtingen. Aan de eindschotten zijn ook de kabels bevestigd die leiden naar de contragewichten. Zijn de schuiven neerge laten, dan rusten ze ook middels deze eindschotten op de bodembalk. De stormvloedkering ais zoutwering De Hollandse IJssel fungeert als een belangrijke aan- en afvoerweg van polder water in grote delen van Zuid- en Noord- Holland. Handhaving van de boezempeilen betekent dat er vooral in de zomermaanden water moet worden ingelaten. Er daarbij speelt de Hollandse IJssel een belangrijke rol: 90% van de inlaat van het hoogheemraadschap van Rijnland bijvoorbeeld komt voor rekening van deze rivierarm. In de afgelopen zeer droge zomer is de behoefte aan inlaatwater tot recordhoogte gestegen. Alleen al om de verdamping in het hoogheemraadschap Rijn land te compenseren moest in de eerste helft van juli 25 m3 per seconde worden aangevoerd. Maar ook in jaren met meer gemiddelde omstandigheden wordt door Rijnland alleen een hoeveelheid water ingenomen die gelijk is aan vijftien tot twintig maal de inhoud van de Hollandse IJssel, namelijk 150 tot 200 miljoen m3. Dit betekent dat de Hollandse IJssel als waterleverancier bij gesloten stormvloedkering al na enige dagen zou zijn uitgeput. In droge perioden is dus overleg noodzakelijk tussen de hoogheem raadschappen en de Rijkswaterstaat. Daarnaast is er echter de kwestie van het zoutgehalte van het IJsselwater. In vroeger jaren lag het zoutgehalte van het water dat aan de Hollandse IJssel werd onttrokken doorgaans beneden de 100 mg Cl'/I. De laatste jaren echter kan het gedurende de zomermaanden langdurig schommelen tussen de 200 en 250 mg/l. De kwaliteit van het water in de Hollandse IJssel is goeddeels afhankelijk van de kwaliteit en kwantiteit van het Rijnwater. Als de Rijn te weinig water afvoert, dan betekent dat dat de grens tussen het door de zee verzilte water en het rivierwater te ver kan opdringen in de richting van de IJsselmond. Men moet zich de kritieke-zoutgrens voor stellen als gedurig aan de wandel over de Nieuwe Waterweg, onder normale omstan digheden tussen de Botlek - bij laagwater - en de Brienenoordbrug - bij hoogwater. Bij iedere extra verhoging van het getij echter, hetzij door astronomische invloeden hetzij door meteorologische, of door elke vermin dering van de opperwaterafvoer die tegen druk moet leveren tegen de zouttong, schuift de lijn van 300 mg Cl'/I landinwaarts op, tenzij er ook een verhoogd tegeneffect tegenoverstaat, bijvoorbeeld een extra laag getij. Het kan daarbij zover komen dat de zoutgrens hoger komt te liggen dan het splitsingspunt Nieuwe Maas-Hollandse IJssel. Terwille van de kwaliteit van het in te laten water kan men dan overgaan tot sluiting van de stormvloedkering. Nu komt een lage rivierafvoer echter door gaans voor gedurende een enigszins lange periode. Al die tijd ontmoet het zoute zeewater onvoldoende tegendruk, en al die tijd zou de stormvloedkering dan ook gesloten moeten worden gehouden. Maar dat heeft, zoals eerder opgemerkt, het bezwaar dat het daarna spoedig afgelopen is met de water voorraad waarover men achter de kering kan beschikken. Bovendien komen er lozingen van afvalwater op het dan afgesloten water uit, zodat er stankoverlast kan ontstaan op de Hollandse IJssel. Als de kritieke zoutgrens tot voorbij de mond van de Hollandse IJssel opdringt ten gevolge van extra hoge getij standen door opwaaiing, levert dat in zekere zin minder bezwaar op; dit verschijnsel is namelijk doorgaans van betrekkelijk korte duur. De procedure die is afgesproken voor het gebruik van de stormvloedkering is tot nog toe als volgt geweest. Wanneer door wat voor oorzaak dan ook de kans groot werd geacht dat de kritieke zoutgrens in het komende etmaal boven de IJsselmond zou komen, dan werd op het eerstvolgende hoogwater de stormvloedkering gesloten. Bij sluiting op laagwater zou de lage waterstand die men daarna overhield op de IJssel, nadelig wer ken: het was dan onmogelijk aan de afge sloten Hollandse IJssel waier te onttrekken, wilde men ooit weer bij gelijke waterstand kunnen overgaan tot trekken van de schuif. Nu de tweede schuif er is, die ook tijdens stroom kan worden gesloten, zijn de ge noemde bedrijfsbeperkingen weggevallen, en kan men gunstiger aanvangsvoorwaarden scheppen waarmee een 'zoute periode' met gesloten schuif kan worden overleefd. Ook in het opzicht van zoetwaterbeheer betekent de nieuwe schuif dus een belangrijke vooruitgang. 501

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1977 | | pagina 27