PERIODE WAARIN GEBRUIK WORDT GEMAAKT VAN DE VERBINDING GEMIDDELD 315 1977 1978 1979 190O 1981 1982 1983 1984 1985 1988 Fig. 3. Verloop en gemiddelde van het personeel dat werkzaam zal zijn op het werkeiland Een belangrijk gegeven is voorts dat de reistijden voor het personeel op het werk eiland bij een bootverbinding V2 a 1 uur per werkdag langer zullen zijn dan bij een brugverbinding over het Slaak naar St.-PhiIipsland. Er is ook gekeken welke materiaaltransporten men te verwachten heeft. Alles moet worden aangevoerd: keten, loodsen, betonpalen, bekistingen, wapenings- staal, vloerbalken, prefab onderdelen, cement, asfalt, rijshout, schuiven, bewegingswerktui gen, enzovoort. Aan materieel moeten drag lines, bulldozers, heistellingen, vrachtwagens, kranen en dergelijke worden overgebracht. Verder kan gedacht worden aan onderdelen voor een eventuele kabelbaansluiting van het Krammer en aan de aanvoer van beton in geval de betoncentrale op het werkeiland zou uitvallen. Bij de bouw van de Kreekraksluizen bedroeg het aantal transporten alleen al voor de betonwerken over de weg gemiddeld over 5 jaar 17 per dag. Voor het werkeiland in de Philipsdam wordt dit aantal gemiddeld over de periode 1979 tot en met 1983 op tenminste 25 per dag geraamd, inclusief de transporten van de stalen sluisonderdelen. Het hele werk impliceert dus ongeveer 25 000 transporten van gemiddeld 20 ton. Snelheid bij het vervoer van materialen en materieel, goede bereikbaarheid van het eiland bij slecht weer en calamiteiten pleiten mede voor een brug verbinding boven een bootverbinding. Er zal dus een brug worden gebouwd. De kosten voor de brugverbinding zijn relatief laag, omdat de hoofdonderdelen opnieuw gebruikt kunnen worden. De aanlegkosten zijn hierdoor zelfs lager dan die voor een bootverbinding van voldoende capaciteit gedurende 6V2 jaar. Een brug van betonnen liggers op pijlers van stalen palen bleek van alle mogelijke con structies het goedkoopste te zijn. Daarbij kon het brugontwerp zo worden opgezet dat de betonnen liggers na de sluiting van het Slaak in 1985 weer als liggers voor de overbrugging van het sluizencomplex zouden kunnen dienen. De stalen palen voor de pijlers van de tijdelijke brug over het Slaak kunnen zo ontworpen worden dat ze later opnieuw gebruikt kunnen worden voor de wacht- plaatsen in de voorhavens van de sluizen. De hoofdonderdelen van de hulpbrug kunnen dus ook dienst doen als onderdeel van het definitieve kunstwerk. In verband met het zware materieel- en materiaaltransport zal de brug van dezelfde verkeersklasse moeten zijn als de toekomstige overbrugging van het sluizencomplex. Maar de 700 m lange tijdelijke brug is geen onderdeel van de openbare weg. Het is voldoende als hij bestaat uit één rijstrook van 3,5 m breed, met een wisselplaats halverwege de brug. Voor de wegverbinding over de Plaat van de Vliet tussen de brug en het werkeiland kan de scheidingsdam tussen het lage en het hoge bufferbekken gebruikt worden. Deze dam moet daartoe reeds in 1978 aangelegd worden. De wegaansluiting op St.-Philipsland kan lopen via rijksweg 18, de gedeeltelijk te verbeteren Lage weg en via een weg over de nog te verhogen dijk langs de noordkust van St.-Philipsland. Om de pijlers van de brug ter plaatse van de schorren voor St.-Philipsland te kunnen heien en de aanvoer van de betonnen liggers mogelijk te maken, zal tijdelijk een zandbaan vanaf de oever aangelegd moeten worden met een kruinbreedte van 15 m. Dit deel van de brug kan pas worden uitgevoerd wanneer de weg over de dijkversterking als toegangs weg naar het werk voltooid is. Daar tussen 15 oktober en 15 april niet aan de waterkering gewerkt mag worden, moeten de dijkversterking en de wegverbinding vóór 15 oktober 1977 voltooid zijn. Om de brug omstreeks augustus 1978 in gebruik te kunnen nemen, kan niet later dan in juli 1977 met de bouw worden begonnen. 519

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1977 | | pagina 45