De vervorming van het getij door de compartimentering van het Oosterscheldebekken Tot voor enkele jaren gingen alle Ooster- schelde-studies er van uit dat het bekken volledig zou worden afgesloten van de zee. De studies met betrekking tot de getijbewe ging in dit gebied richtten zich daarom vooral op het getij voorzover het van belang zou zijn voor de afsluitingswerkzaamheden. Daarna had men er niets meer mee te maken. Sinds de instelling van de Commissie Ooster- schelde echter zijn geheel nieuwe probleem stellingen opgekomen in verband met het getij. Een van de problemen is de vervorming die het getij zal ondergaan ten gevolge van de compartimentering. Als de oppervlakte van het Oosterscheldebekken waarop de getij-invloed heerst, kleiner gemaakt wordt door het aanbrengen van dammen op ver schillende plaatsen, ondergaat het getij daar de invloed van. Niet alleen het verloop van de waterstand verandert, ook de vorm van de stroomkrommen. Het onderzoek naar deze veranderingen is nog gaande, maar bij wijze van tussentijdse verslaggeving wordt toch nu al een artikel aan deze zaak besteed. Eerst worden de belangrijkste verschijnselen glo baal beschreven, daarna zal voor een enkel geval bij wijze van illustratie een aantal resultaten worden gegeven. Als men het verloop van de waterstand ergens in de Oosterschelde uitzet tegen de tijd, krijgt men een kromme met de gedaante van een golf. De tijd die verloopt tussen twee hoogwaters noemen we de periode van de getijgolf. Op onze breedtegraden is de periode ongeveer 12 uur en 25 minuten. (Figuur 1). Doordat de periode zo groot is, zien wij deze getijgolf zich niet zo voort planten als bijvoorbeeld de zeegolven die we op het strand zien aanrollen. Maar de getij- 479

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1977 | | pagina 5