van het meer, dus van een laag zoutgehalte? Uitgangspunt voor de studie van het peil beheer is, dat het Zoommeer geen reservoir functie krijgt, en dat gemikt wordt op een waterstand gedurende het gehele jaar van rond N.A.P. Extreme waterstanden kunnen optreden in perioden van grote wateroverlast en in de perioden van grote droogte. Het peilbeheer betreft naast die extreme water standen ook de normale peilvariaties; juist die peilvariaties zijn in hoge mate bepalend voor de natuurlijke ontwikkeling van het meer en zijn oevers Volgens het met België geslo ten tractaat over de Schelde-Rijnverbinding mag het maximum op dit kanaal 50 cm boven N.A.P. liggen en het minimum een meter eronder. Deze overeengekomen peilen, die zoals het kaartje laat zien dus ook bepalend zijn voor het Zoommeer, omvatten niet de bij Fig. 2. Relatie tussen peilstij- gingen op het Zoommeer en de afvoeroapaciteit (QS) van het lozingsmiddel, berekend voor een waterbezwaar met een kans van voorkomen van 1% per jaar Fig. 1. Het Zoommeer en zijn waterhuishoudkundige situatie HARINGVLIET OVERFLAK KEE GREVELINGEN HOLLANDS DIEP VOLKERAK PHILIPSOAM DINTEL ROOSENDAALSE- I V EN STEENBERGSE VLIET OOSTERSCHELDE ZOOM WESTERSCHELDE 550

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1977 | | pagina 32