-J" 100 QS 0 mJ/sec. QS 50 m3/ sec QS 75 m3/sec QS 100 m^/ sec AANTAL DAGEN WATERBEZWAAR sterke wind optredende op- en afwaaiing. Er wordt van uitgegaan dat op- en afwaaiing maximaal 35 cm verschil zullen uitmaken. De Brabantse rivieren, de Mark en de Roo- sendaalse en Steenbergse Vliet, zullen door gaans onder natuurlijk verval op het Zoom meer kunnen lozen, zodat de sluizen bij de uitmondingen van deze rivieren in het Volke rak open kunnen blijven staan. Als het peil op het Zoommeer belangrijk lager wordt dan N.A.P., dienen ze echter te worden gesloten, om ontoelaatbaar lage waterstanden in het achterland te voorkomen. De peilvariaties die men toelaatbaar acht, houden verband met het toekomstige karakter van het Zoommeer. Er werd reeds gewezen op de Brabantse belangen. Ook de scheep vaart en de recreatie hebben belang bij een zo vast mogelijk peil, terwijl het zich laat aanzien dat de peilfluctuaties ook vanuit een oogpunt van natuurbeheer beter niet al te groot kunnen worden. Tenslotte is er ver band tussen de waterstanden en het zout gehalte, zoals we in het vervolg van dit artikel zullen laten zien. Het zoutgehalte op het Zoommeer wordt voor namelijk bepaald door de belasting die het meer van buitenaf ondergaat. Bronnen van zoutbelasting zijn allereerst de schutsluizen in de Philipsdam en de Oesterdam, en de Kreekraksluizen in de Schelde-Rijnverbinding; verder ook de polderlozingen op het meer. Het rivierwater, dat bij de Volkeraksluizen ingelaten wordt, is ook min of meer verzilt en tenslotte gaat er nog een verziltende invloed uit van de zoute kwel onder de dam men door. Op grond van oriënterende bere keningen is geschat hoe groot de totale zoutbelasting op het Zoommeer zou kunnen zijn. Daarbij is ervan uitgegaan dat de schut sluizen in de Philipsdam en de Oesterdam te zijner tijd over net zo n scheidingssysteem voor zout en zoet water zullen beschikken als de Kreekraksluizen. Met dit systeem kan bij een schutsluis die een zoet en een zout waterbekken koppelt, de verzilting van het zoete water, maar in dit geval ook de ver zoeting van het zoute water in belangrijke mate worden beperkt. Ondanks de toepassing van het systeem zal er nog wel een zeker zoutbezwaar resteren. Er vindt thans intensief onderzoek plaats om het scheidingssysteem van zout en zoet water te optimaliseren, zodat het resterende zoutbezwaar minimaal wordt. Terugkoppeling naar de werking van de beoogde systemen in de werkelijkheid is helaas nog niet mogelijk, omdat het systeem alleen bij de Kreekraksluizen in werkelijkheid is uitgevoerd, en de Kreekraksluizen liggen nu nog tussen twee zoute bekkens. Pas na de voltooiing van het Zoommeer kan het scheidingssysteem in de Kreekraksluizen in werking treden, maar dan moeten de overeen komstige systemen in de Philipsdam en de Oesterdam al gebouwd zijn. Men is dus voorlopig aangewezen op de resultaten van laboratoriumonderzoek terzake, waarbij de uitkomsten met betrekking tot de zoutlasten bij het terugwinnen van zoet water nog een grote spreiding vertonen. Tegelijk is een oriënterend onderzoek aan de gang om te bezien of de polderlozingen, met name die van het eiland Tholen, van het Zoommeer kunnen worden afgeleid. 551

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1977 | | pagina 33