A
mm
S'
V
A
38
Tri
m
Fig. 2. Schematische voorstel
ling van de technische voor
zieningen in het spaarbekken
De Grote Rug
Fig. 3. De chlorofylgehalten in
De Grote Rug in 1975, in relatie
met de gehalten aan silicaat
(links) en orthofosfaat
Fig. 4. Totaal zoö- en fytoplank-
ton in het Spaarbekken en in
de drie proefreservoirs, gedu
rende 1975
F
Cs
s*.
RESERVOIR 1
RESERVOIR 2
Sn
-
.r-lss
RESERVOIR 3
F
*<v-
|U-
tiering te minimaliseren. Het gezamenlijk
onderzoek in de 'Grote Rug' is begonnen in
1975. Eind 1974 zijn er in dit spaarbekken
drie butylrubberreservoirs aangelegd, elk met
een diameter van 45 meter. De reservoirs
zijn aan de onderzijde niet gesloten, zodat
het water er in direct contact staat met de
natuurlijke bodem. Eén der reservoirs fun
geert als controle: aan dit reservoir wordt
zonder enige voorbehandeling water uit het
naastgelegen Wantij ingelaten.
Een tweede reservoir ontvangt water uit het
Wantij dat is voorbehandeld met A.V.R., een
mengsel van aluminiumsulfaat met een gering
deel ferri-sulfaat. Zowel het spaarbekken de
'Grote Rug' als het derde reservoir ontvangen
met ferri-sulfaat voorbehandeld Wantijwater.
De technische voorzieningen van het controle
bekken en het A.V.R.-bekken zijn medio 1976
gereed gekomen. Er is een autonoom wer
kend in- en uitlaatsysteem ontworpen, dat
een koppeling tot stand brengt tussen het
waterbeheer van het spaarbekken en de
modelreservoirs. Zodra er water wordt inge
laten in het spaarbekken slaan er pompen
aan die de watertoevoer naar de modelreser
voirs regelen. De debieten van de inlaat naar
de model reservoirs verhouden zich tot het
inlaatdebiet van het spaarbekken als de
volumina van de reservoirs en het spaarbek
ken. Hiermee wordt bereikt dat het water
even lang in de reservoirs verblijft als in het
spaarbekken.
Proportioneel aan het inlaatdebiet van de
modelreservoirs worden monsters getrokken
ter analyse van de chemische samenstelling
van het ingelaten water, zodat de aangevoerde
stofstromen berekend kunnen worden.
Het uitlaatsysteem van beide reservoirs bevat
eveneens een regelmechanisme, dat afge
stemd is op de uitlaat van het spaarbekken.
Dit systeem is echter wat gecompliceerder,
daar er per diepte en per reservoir continu
en automatisch moet kunnen worden bemon
sterd. Als de uitlaat niet is geactiveerd, wor
den er per reservoir drie niveaus volgens een
bepaald programma na elkaar aangesloten
op een rondpompcircuit. Een ander program
ma zorgt voor een bemonstering, die even
eens proportioneel aan het actuele debiet
wordt uitgevoerd. Is de uitlaat van de reser
voirs wel geactiveerd, dan wordt de uitlaat-
leiding proportioneel aan het debiet bemon
sterd.
Deze hoge graad van automatisering is niet
alleen een noodzaak gebleken door de geo
grafische scheiding tussen onderzoekers en
het onderzoeksobject, maar ook en voorna
melijk terwille van de continue bewaking van
559