AMMONIUM SILICIUM RESERVOIR 1 Fo) 1 1 30 11 ZO 12 11 1ESERVOIR 2 :avr> 3o 10 31 14 3 RESERVOIR 3 [CONTROLE) 30 31 20 ARBEKKEN T U P B Me Mb Mb MASSA BEGIN IN TON. T TOEVOER B BRON Me MASSA EIND IN TON. U UIT P PUT de parallel met het spaarbekken verlopende in- en uitlaatregiems. Met de huidige opzet is het mogelijk zeer nauwkeurige stofbalansen te maken en de chemische ontwikkeling in elk reservoir continu te volgen. Eenzelfde graad van nauwkeurigheid en continuïteit zou bij de bestudering van een natuurlijk systeem onmogelijk gehaald kunnen worden. Toch is een hoge mate van nauwkeurigheid vereist, onder andere om te kunnen bepalen hoeveel fosfaat in welke vorm aan de reser voirs wordt toegevoegd of onttrokken. Toch zal, zelfs in de reservoirs, de boek houding niet kloppen, omdat een deel van het binnengekomen fosfaat in de bodem wordt vastgelegd - men spreekt dan van accumulatie ofwel er zal extra fosfaat gemeten worden in het uitgelaten water dat uit de bodem is losgekomen, gemobiliseerd (figuur 5). Door stofbalansen op te stellen kan men dus de rol van de onderwaterbodem in het eutrofiëringsproces berekenen. Het is van groot belang om deze rol te leren kennen, omdat mobilisatie van fosfaat uit de bodem het verlagende effect van de defosfaterings- maatregelen teniet kan doen. Het is tot nu toe niet mogelijk gebleken om de uitwisseling tussen water en bodem onder natuurlijke omstandigheden anders dan via stofbalansen te meten. De stofbalansen die men in de natuur voor grote bekkens bepaalt, zijn, zoals gezegd, onvoldoende nauwkeurig. Daarom wordt in de reservoirs een intensief onderzoek opgezet naar het gedrag in de bodem van bepaalde stoffen door het jaar heen, in de hoop, dat dit gedrag te koppelen is aan de uitkomsten van de balansen. Als dit mogelijk blijkt, kan het gedrag van deze stoffen in de bodem van de bekken ons nader inlichten over de rol van de bodem in zo'n bekken. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot het advies om een bepaalde bodemlaag weg te baggeren of een bepaald soort sediment niet te dumpen in zoetwatermeren. De proef die we hier beschrijven betreft in eerste instantie de effecten van de toevoeging van ijzer- en aluminiumzouten op de ontwik keling van algen. Daarom is het zaak de veranderingen in de biotische samenstelling van het water nauwlettend te volgen. De Fig. 5. Overzicht van de jaar balans 1975 van de meest belangrijke chemische para meters in de proefreservoirs en het Spaarbekken 561

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1977 | | pagina 43